Het college van burgemeester en wethouders van Veere heeft een omgevingsvergunning – verleend op 23 augustus 2011 aan De Kaashoeve voor het realiseren van een hotel op het perceel Kaasboerweg 2 te Biggekerke – op verzoek van appellant en anderen bij besluit van 4 oktober 2021 ingetrokken. Op 9 november 2021 heeft De Kaashoeve bezwaar gemaakt tegen het intrekken van de omgevingsvergunning. Nadat appellant en anderen een ingebrekestelling naar het college hadden gestuurd in verband met het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift, hebben zij op 22 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de termijn waarbinnen het college op het bezwaar moet beslissen voorbij is, maar dat appellant en anderen geen belang hebben bij de behandeling van het beroep.
Het college heeft met het besluit van 11 juni 2024 alsnog een reëel besluit genomen op het door De Kaashoeve gemaakte bezwaar. Dit doet de vraag rijzen of appellant en anderen nog een procesbelang hebben bij het hoger beroep. Belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep kan onder meer worden aangenomen als wordt gesteld dat als gevolg van de in het geding zijnde besluitvorming schade is geleden en dit tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt. Op de zitting van het hoger beroep hebben appellant en anderen toegelicht dat de voortdurende onduidelijkheid als gevolg van het uitblijven van een besluit op bezwaar heeft geleid tot waardevermindering van de woning van een van hen. Deze waardevermindering is volgens appellant en anderen door het college erkend en tot uitdrukking gekomen in een beschikking waarin de WOZ-waarde van de woningen lager is vastgesteld. Gelet op deze toelichting, die het college op de zitting niet onderbouwd heeft weerlegd, hebben appellant en anderen naar het oordeel van de Afdeling tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden als gevolg van het uitblijven van een besluit op bezwaar. Dat betekent dat zij belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
Appellant en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het door hen ingestelde beroep niet-ontvankelijk is. Zij zijn namelijk als belanghebbende aan te merken bij het besluit op het bezwaar tegen de ingetrokken omgevingsvergunning.
De Afdeling heeft onder meer in de uitspraak van 21 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7462, onder 5, overwogen dat de beantwoording van de vraag of iemand belanghebbende is bij het niet tijdig nemen van een besluit, niet afhankelijk is van de belangen waarin deze mogelijk wenst te worden beschermd in het kader van het nog te nemen reële besluit. Als belanghebbende bij het niet tijdig nemen van een besluit worden in beginsel degenen aangemerkt die belanghebbende zouden zijn bij het reële besluit.
Vaststaat dat appellant en anderen een belang hebben bij de uitkomst van de bezwaarprocedure. Gelet daarop, heeft de rechtbank ten onrechte niet onderkend dat zij een belang hebben bij het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de ingetrokken omgevingsvergunning. Om die reden moet de aangevallen uitspraak vernietigd worden.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om het beroep van appellant en anderen tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar terug te wijzen naar de rechtbank. Nader onderzoek naar de door appellant en anderen gesteld geleden schade als gevolg van het uitblijven van het besluit op bezwaar is noodzakelijk.