Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geitenstop. Voorzorgsbeginsel. Rechtszekerheid afwijkingsmogelijkheid bestemmingsplan

De raad van Oss stelt “Paraplubestemmingsplan Geitenhouderijen - 2019” vast. Hierover gaat AbRvS 10 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2823.

13 juli 2024

Het plan bevat onder meer een “geitenstop” ter uitvoering van de instructieregel in artikel 3.47 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). Volgens een appellant gaat het verbod in het plan verder dan de IOV. Het plan verbiedt uitbreiding van het aantal geiten, de IOV slechts uitbreiding van de oppervlakte aan dierenverblijf voor geiten. Van de Afdeling mag dat op zich. De raad moet een instructieregel in acht nemen, maar is verder het bevoegde orgaan voor vaststelling van een bestemmingsplan. Uiteraard moet het raadsbesluit dan wel berusten op voldoende kennis over de relevante feiten en belangen, deugdelijk gemotiveerd zijn en geen onevenredige gevolgen hebben voor belanghebbenden in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De raad heeft zijn (verdergaande) verbod onderbouwd met een verwijzing naar VGO-rapporten. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (de uitspraken van 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2791 en 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2396), bieden deze VGO-rapporten in het planologische spoor voldoende grondslag om toepassing te geven aan het voorzorgsbeginsel.

In planvoorschrift 37.2, onder c, is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen die inhoudt dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de geitenstop “nadat het moratorium voor geitenhouderij in de” IOV “is opgeheven, waardoor het op provinciaal niveau niet meer verboden is om de oppervlakte stalruimte voor geiten uit te breiden.” Volgens de Afdeling is dit een onvoldoende concrete en objectieve begrenzing van de afwijkingsbevoegdheid. Gelet op de stand van de VGO-onderzoeken was het ten tijde van het besluit van 16 april 2020 tot vaststelling van het plan ook niet mogelijk was om de voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid vereiste concrete en objectieve begrenzing aan te brengen, omdat toen de daarvoor vereiste informatie nog niet voorhanden was. De afwijkingsmogelijkheid sneuvelt dus op het zorgvuldigheids- en het rechtszekerheidsbeginsel. Met een bestuurlijke lus krijgt de raad de opdracht de afwijkingsmogelijkheid alsnog voldoende concreet en objectief te begrenzen en als dat niet mogelijk blijkt, moet hij haar schrappen.

Artikel delen