De raad van de gemeente heeft voor een deel van ‘Fort aan de Buursteeg’, dat onderdeel is van de Grebbelinie, het bestemmingsplan ‘Buursteeg 2’ vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om de bestaande horeca uit te breiden, door onder meer een grotere maximale bebouwingsoppervlakte en een zwaardere categorie horecabedrijf toe te staan.
Door de uitbreiding van het restaurant vrezen omwonenden geluidsoverlast bij hun woningen. Zij hebben beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan. Appellanten voeren aan dat regelmatig een buitendeur van het restaurant openstaat waardoor zij overlast van muziek en van het stemgeluid van bezoekers ervaren. Daarnaast hebben zij last van het schreeuwen en roepen van bezoekers op het parkeerterrein bij vertrek.
De raad heeft akoestisch onderzoek uit laten voeren om te onderzoeken of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de huizen van omwonenden. Appellanten voeren aan dat geen geluidmetingen zijn verricht en dat het akoestisch onderzoek dus niet representatief is. De raad mocht zich volgens hen niet op het akoestisch onderzoek baseren.
De Afdeling overweegt dat de berekeningen in het akoestisch onderzoek zijn uitgevoerd overeenkomstig een rekenmethode van de ‘Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999’. In deze handleiding is het uitgangspunt dat de geluidsemissie niet hoeft te worden gemeten, maar dat deze ook mag worden berekend. Dat in dit geval het geluid is berekend heeft te maken met de omstandigheid dat volgens de raad voor verschillende geluidproducerende activiteiten geen metingen kunnen worden uitgevoerd. Het enkele feit dat geen metingen zijn gedaan bij de woningen van appellanten is daarom onvoldoende om te oordelen dat het akoestisch onderzoek onvolledig en niet representatief is.
De beroepsgrond van appellanten dat de raad zich niet op het akoestisch onderzoek mocht baseren slaagt niet.
De Afdeling overweegt dat de buitendeur dicht moet blijven om bij de woningen van appellanten een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. Over de stelling van appellanten dat in de praktijk toch regelmatig een buitendeur openstaat, overweegt de Afdeling dat dit een kwestie van handhaving is. Wat betreft het schreeuwen of roepen van bezoekers op het parkeerterrein overweegt de Afdeling dat in het akoestisch onderzoek de geluidbelasting vanwege het stemgeluid van bezoekers van het restaurant op de terrassen is bekerend. Daarbij is ook rekening gehouden met het schreeuwen of roepen door bezoekers. Het parkeerterrein op het Fort bevindt zich direct naast het terras waar de geluidbelasting is berekend.
De afstanden vanaf het parkeerterrein tot de woningen van appellanten verschillen slechts maar een beetje van de afstanden vanaf het hoofdterras. De Afdeling acht het daarom niet aannemelijk dat het schreeuwen of roepen van bezoekers op de parkeerplaats tot onaanvaardbare geluidoverlast zal leiden. De beroepsgronden van appellanten over geluidoverlast van het restaurant en het parkeerterrein slagen niet. De Afdeling verklaart het beroep van appellanten ongegrond.