Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Gerechtvaardigd vertrouwen verplicht tot vergoeding van dispositieschade

Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Als een bestuursorgaan tot het oordeel komt dat het door hem gewekte of aan hem toerekenbare gerechtvaardigde vertrouwen, niet kan worden gehonoreerd, kan het vertrouwensbeginsel als zelfstandige grondslag voor schadevergoeding worden gehanteerd. Er bestaat in dergelijke gevallen alleen ruimte voor vergoeding van zogeheten ‘dispositieschade’ (zie ABRvS 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3420 (conclusie A-G Snijders)). In een uitspraak van 30 oktober 2024 bevestigt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat er alleen aanspraak op vergoeding van dispositieschade bestaat.

19 november 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Waar ging de zaak over?

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade legt een eigenaar van een woning in Kerkrade een last onder dwangsom op voor de overtreding van een bestemmingsplan. Uit dit bestemmingsplan volgt dat woningen in de gemeente Kerkrade niet gesplitst mogen worden in twee wooneenheden. De eigenaar van de woning had - zonder omgevingsvergunning - de woning gesplitst in twee appartementen. In de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft de eigenaar zich op het standpunt gesteld dat er een aan het college toe te rekenen toezegging is gedaan door een bouwinspecteur. De bouwinspecteur zou hebben toegezegd dat de woning in twee wooneenheden mocht worden gesplitst. Hoewel het college de door de bouwinspecteur gedane toezegging niet betwist, heeft het college aangevoerd dat de bouwinspecteur niet bevoegd was om namens het college toezeggingen te doen.

De rechtbank stelt vervolgens vast dat de bouwinspecteur niet bevoegd was om de toezegging namens het college te doen, maar desondanks wel sprake is van een aan het college toe te rekenen toezegging, dat de woning in twee wooneenheden mocht worden gesplitst. Uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt immers dat ook sprake kan zijn van een toezegging als deze zijn gedaan door een persoon, van wie de eigenaar op goede gronden mocht veronderstellen, dat deze de opvatting van het college vertolkte (Rb. Limburg 19 april 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:3667. r.o. 8.6). De rechtbank heeft het college opgedragen om een nieuwe belangenafweging te maken en een standpunt in te nemen over de eventuele schade die de eigenaar heeft geleden.

Gelet op het voorgaande heeft het college in een nieuw besluit beslist dat het algemeen belang en de belangen van derden bij handhaving zwaarder wegen dan het belang van de woningeigenaar bij nakoming van het gewekte vertrouwen. Het college heeft een schadevergoeding aan de eigenaar toegekend ter hoogte van € 5.000 voor de kosten die hij heeft gemaakt voor de woningsplitsing en voor de kosten die hij moet maken om die splitsing weer ongedaan te maken.

Hoe oordeelt de Afdeling?

In hoger beroep betoogt de woningeigenaar dat het college zijn belang bij nakoming van het gewekte vertrouwen zwaarder had moeten laten wegen, omdat er geen concrete bedreigde belangen van enige betekenis kunnen worden aangewezen die zwaarder wegen. Er zou slechts één woning bijkomen, hetgeen niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden en hij wordt als verhuurder geregeld benaderd door woningzoekenden. De woningeigenaar voert ten slotte aan dat het college hem schadevergoeding moet toekennen wegens derving van huurinkomsten.

Onder verwijzing naar de zogeheten Amsterdamse dakopbouw-uitspraak (ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019), overweegt de Afdeling dat het gegeven dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen niet betekent dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Gelet op de door het college gegeven toelichting is de Afdeling van oordeel dat het college een zwaarder gewicht mocht toekennen aan de handhaving van het bestemmingsplan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het verbieden van woningsplitsing, vanwege de bescherming van de belangen van derden, in lijn is met bestendig gemeentelijk beleid inzake woningsplitsing waar het college op heeft gewezen. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat het college in zijn belangenafweging gewicht mocht toekennen aan het algemeen belang bij een goede woningmarkt die zowel kwalitatief als kwantitatief in balans is.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college alle betrokken belangen deugdelijk afgewogen en heeft zich na afweging hiervan op het standpunt mogen stellen dat aan het belang van de woningeigenaar minder gewicht toekomt. Daarbij heeft het college volgens de Afdeling in aanmerking mogen nemen dat de woningeigenaar enkel een financieel belang heeft en dat hij een schadevergoeding krijgt van € 5.000 voor de verbouwkosten en voor het terugbrengen van de woning in de oorspronkelijke staat. Het college mocht naar het oordeel van de Afdeling afzien van het toekennen van schadevergoeding voor het mislopen van huurinkomsten. De Afdeling overweegt in dat kader dat de woningeigenaar alleen aanspraak heeft op vergoeding van de dispositieschade die hij heeft geleden doordat hij op grond van het gewekte vertrouwen heeft gehandeld. In dit geval heeft hij naar aanleiding van het gewekte vertrouwen verbouwingskosten gemaakt die hij zonder de toezegging niet zou hebben gemaakt. Misgelopen inkomsten kunnen niet worden aangemerkt als dispositieschade. De gestelde misgelopen inkomsten zou de woningeigenaar zonder het gewekte vertrouwen immers ook niet hebben gehad omdat op grond van het bestemmingsplan woningsplitsing niet is toegestaan, aldus de Afdeling.

Raadpleeg hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4384.

Artikel delen