[appellant] houdt hobbymatig alpaca’s op zijn perceel De Kuilen ongenummerd in Son en Breugel (kadastraal bekend sectie F, nummer 467). Hij heeft op dat perceel vier schuilgelegenheden voor alpaca’s gebouwd zonder omgevingsvergunning. Bij besluit van 15 april 2022 heeft het college aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd. Hij dient de overtreding van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) op het perceel binnen acht weken na 15 april 2022 te beëindigen en beëindigd te houden door de vier schuilgelegenheden volledig te verwijderen en verwijderd te houden. Indien hij niet aan de last voldoet verbeurt hij een dwangsom van € 5.000,00 ineens.
[appellant] betoogt dat het toekennen van een bestemming impliceert dat de rechten die aan die bestemming kunnen worden ontleend, worden gefaciliteerd. Van een zinvol gebruik in overeenstemming met de bestemming is volgens hem dan ook alleen sprake als de daarvoor noodzakelijke bouwkundige voorzieningen ook daadwerkelijk worden toegelaten. Overdekte schuilgelegenheden zijn namelijk noodzakelijk voor het houden van alpaca’s en er is geen schuilgelegenheid elders op het terrein. Het niet toestaan van schuilgelegenheden is in strijd met de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De rechtbank heeft volgens [appellant] onvoldoende gewicht toegekend aan het dierenwelzijn. Dat maakt dat het handhavend optreden onevenredig is.
De rechtbank heeft in de door [appellant] gestelde noodzaak van een schuilgelegenheid terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat handhaving in dit geval onevenredig is. Voor zover de gestelde noodzaak zich voordoet, kan die noodzaak niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. Onder verwijzing naar de uitspraak van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:622, onder 14.1) overweegt de Afdeling dat het aan [appellant] als verantwoordelijke voor de alpaca’s is om een oplossing te vinden voor eventuele problemen die ontstaan als de schuilgelegenheden worden verwijderd. De rechtbank heeft voorts terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat handhavend optreden in deze concrete situatie niet in verhouding staat tot de daarmee te dienen doelen. Ten slotte heeft de rechtbank terecht overwogen dat het de keuze is geweest van [appellant] om alpaca’s te houden op een perceel waar op grond van het bestemmingsplan geen schuilgelegenheden zijn toegestaan.