Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Inbrengen bewijsmiddelen en beroepsgronden: Afdeling wijst overzichtsuitspraak

Op 17 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een handzame en voor de rechtspraktijk behulpzame overzichtsuitspraak gedaan over de mogelijkheden van het aanvoeren van nieuwe beroepsgronden en bewijsmiddelen. Het gaat om een overzichtsuitspraak, zoals de Afdeling die de laatste jaren wel vaker heeft gedaan over verschillende onderwerpen.

21 juli 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In deze Legal Update zetten wij de hoofdlijnen van deze overzichtsuitspraak op een rij.

Nieuwe bewijsmiddelen: hoofdregel en twee oriëntatiepunten voor schending goede procesorde

Hoofdregel voor het aandragen van nieuwe bewijsmiddelen is dat partijen dit gedurende de bezwaar-, beroeps- en hogerberoepsfase mogen doen. Wel stelt de goede procesorde grenzen aan de mogelijkheid om in een lopende procedure nieuw bewijs in te brengen. De Afdeling formuleert "twee oriëntatiepunten" om te beoordelen of de goede procesorde wordt geschonden bij het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen:

Resteert voor de overige partij(en) te weinig tijd om zich er inhoudelijk over uit te laten?

Moet de zaak worden aangehouden met als gevolg een onwenselijke of onaanvaardbare vertraging van de procedure in het licht van de belangen van de overige partij(en) en een goede rechtspleging?

Bij de invulling van deze twee oriëntatiepunten speelt een rol of het bewijsmiddel eerder had kunnen worden ingediend. Ook de omvang van een bewijsmiddel, de complexiteit ervan en de deskundigheid die vereist is om daar adequaat op te reageren, zijn hierbij van belang. Volgens de Afdeling laat de vraag of de goede procesorde in de weg staat aan een inhoudelijke bespreking zich altijd beantwoorden met deze twee oriëntatiepunten.

Nieuwe gronden: grondentrechter?

Tussen de bestuurlijke fase en de beroepsfase geldt geen grondentrechter. Dat betekent volgens de Afdeling dat in beroep – óók na afloop van de beroepstermijn – gronden tegen een besluit kunnen worden aangedragen die niet in de bestuurlijke fase naar voren zijn gebracht. Voor het na afloop van de beroepstermijn aandragen van gronden kan het zijn dat een wettelijk voorschrift zich hier in de specifieke situatie tegen verzet (art. 1.6a van de Crisis- en herstelwet en artikel 16.86 van de Omgevingswet) of de goede procesorde kan zich verzetten tegen een bespreking van de beroepsgrond zoals eerder in de overzichtsuitspraak gememoreerd. Van strijd met de goede procesorde is ook sprake in zaken waar de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) een deskundigenbericht uitbrengt: dan mogen nieuwe gronden drie weken na de adviesaanvraag aan de STAB niet meer worden aangevoerd.

Tussen de beroepsfase en de hogerberoepsfase is de situatie complexer. Buiten het omgevingsrecht geldt géén grondentrechter (behoudens specifieke wettelijke uitzonderingen zoals de Vreemdelingenwet 2000). Wel worden nieuwe gronden buiten beschouwing gelaten als de goede procesorde zich tegen bespreking verzet, ook gronden die zijn prijsgegeven blijven buiten beschouwing. In omgevingsrechtelijke zaken geldt wél een grondentrechter tussen beroep en hoger beroep. Daar kunnen dus alleen gronden in hoger beroep worden aangedragen die ook in beroep zijn aangevoerd. Nadere argumenten ter onderbouwing van eerder ingebrachte gronden zijn wél toegestaan.

Hulpmiddel voor de rechtspraktijk

In de uitspraak geeft de Afdeling een duidelijk overzicht voor twee belangrijke processuele onderwerpen. Ook de achtste overzichtsuitspraak is daarmee een fijn hulpmiddel voor de rechtspraktijk.

Artikel delen