Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Is algemeen gebouw volkstuinencomplex een hoofdgebouw en mochten daardoor vergunningvrij bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd?

Deze rechtsvraag was aan de orde in de uitspraak van de ABRvS 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323.

15 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

[appellant sub 1A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo en overtreding van die bepaling daarom niet aan het dwangsombesluit ten grondslag kon worden gelegd. Zij bestrijden dat is voldaan aan de eisen om op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) vergunningsvrij te kunnen bouwen.

Artikel 3, aanhef en onderdeel 1 bijlage II Bor handelt over de mogelijkheid om vergunningvrij (voor de activiteit bouwen zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo) een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied te kunnen realiseren (mits wordt voldaan aan de overige in dit onderdeel vermelde eisen).

Volgens hen heeft de rechtbank het algemene gebouw op het perceel ten onrechte aangemerkt als hoofdgebouw en heeft de rechtbank ook ten onrechte aangenomen dat de bouwwerken in een achtererfgebied als bedoeld in het Bor liggen. Verder gaat de rechtbank er volgens hen aan voorbij dat geen tuinhuisjes worden gebouwd, maar (recreatie)woningen die niet in het bestemmingsplan passen.

In het besluit op bezwaar II, waarnaar in het besluit op bezwaar I is verwezen, heeft het college gesteld dat alle huisjes en kassen in het achtererfgebied liggen en daarom in principe vergunningsvrij kunnen worden gebouwd op grond van artikel 3 van bijlage II van het Bor. Het beoogde gebruik van de bouwwerken is volgens het college echter in strijd met het bestemmingsplan. In het besluit op bezwaar II staat dat op grond van artikel 3 van bijlage II van het Bor dan geen sprake meer is van vergunningsvrij bouwen.

Uit artikel 2.3, eerste lid, van het Bor in samenhang met artikel 3, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II van het Bor volgt dat geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is, als de bouwwerken moeten worden aangemerkt als bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied en als wordt voldaan aan de overige in artikel 3, aanhef en onderdeel 1, gestelde eisen. Zoals de rechtbank heeft overwogen in de uitspraak op het beroep van Duin & Tuin, is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in dat geval ook niet vereist als de bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (gaan) worden gebruikt.

De rechtbank heeft echter ten onrechte overwogen dat de bouwwerken voldoen aan onderdeel 1 van artikel 3 van bijlage II van het Bor. De bouwwerken zijn naar het oordeel van de Afdeling niet aan te merken als bijbehorende bouwwerken. Uit de begripsomschrijving van ‘bijbehorend bouwwerk’ in artikel 1 van bijlage II van het Bor volgt namelijk dat een bouwwerk alleen een bijbehorend bouwwerk kan zijn, als op het perceel ook een hoofdgebouw aanwezig is. Een hoofdgebouw ontbreekt echter. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat het algemene gebouw geen hoofdgebouw in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Bor is. Om als hoofdgebouw te kunnen worden aangemerkt, moet het gebouw noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de recreatieve bestemming van het perceel. Het algemene gebouw, dat als gezamenlijk gebouw in de zin van artikel 14.2.3.1 van de planregels vergund is, is mogelijk wel functioneel voor een volkstuinencomplex, maar is daarvoor niet noodzakelijk. Het gebouw wordt vooralsnog gebruikt voor administratieve werkzaamheden en zal verder bijvoorbeeld worden gebruikt als vergaderruimte en voor de opslag van materialen ten behoeve van de eigenaren en gebruikers van het volkstuinencomplex. Daarmee staat het gebouw ten dienste van het gebruik van de omliggende gronden als volkstuinencomplex en zijn de gronden, omgekeerd, niet ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw. In de nota van toelichting bij het Bor is beschreven dat een gebouw in zo’n situatie niet noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming (Stb. 2010, 143, blz. 136). Ook zonder het gebruik van het algemene gebouw als een gezamenlijk gebouw van de volkstuinders kan de bestemming worden verwezenlijkt (vergelijk de uitspraak van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1284, onder 4.1). Dat een gezamenlijk gebouw planologisch mogelijk is, maakt dat niet anders (vergelijk de uitspraak 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:572, onder 3.2).

Omdat het geen bijbehorende bouwwerken zijn, mogen de bouwwerken niet op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II van het Bor zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden gebouwd. De vraag of de bouwwerken zich in een achtererfgebied bevinden, hoeft gelet hierop niet te worden beantwoord.

Artikel delen