De ABRvS gaf hierop antwoord in de uitspraak van 11 december 2024,
ECLI:NL:RVS:2024:5136.
[appellant sub 2] betoogt dat het college zijn bezwaar onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe voert hij aan dat hij een rechtstreeks belang bij het genomen besluit heeft, aangezien hij bouwer, eigenaar en bewoner van één van de woningen die het aangevraagde wijzigingsplan mogelijk zou maken zou worden. [appellant sub 2] stelt door het uitstel van de bouw van zijn woning financiële schade te hebben geleden, omdat hij lange tijd in een huurwoning heeft moeten wonen. Daarnaast wijst hij erop dat hij in de uitspraak van 12 mei 2021 van de Afdeling, als onderdeel van de appellantenpartij "[appellante sub 1] en anderen" vertegenwoordigd door zijn beide ouders, al aan een geschil heeft deelgenomen met betrekking tot ditzelfde onderwerp. Aangezien hij toen belanghebbend was, is hij dat nu ook, zo betoogt [appellant sub 2]. Ook voert hij aan dat ambtenaren van de gemeente Leiderdorp hem meerdere keren te woord hebben gestaan met betrekking tot eerdere aanvragen voor bouwvergunningen.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Het bezwaar van [appellant sub 2] is gericht tegen het besluit van 21 juli 2021, waarbij het college heeft besloten de aanvraag om een wijzigingsplan vast te stellen buiten behandeling te stellen. Deze aanvraag is niet ingediend door [appellant sub 2], maar door [appellante sub 1]. Daarnaast hebben [appellant sub 2] en [appellante sub 1] op de zitting op vragen van de Afdeling toegelicht dat [appellante sub 1] op het moment van het nemen van het bestreden besluit, en nog altijd, de enige eigenaar van het perceel is.
[appellant sub 2] was geen eigenaar, mede-eigenaar of economisch eigenaar van het perceel of een onderdeel daarvan. Alleen de omstandigheid dat hij in de toekomst eigenaar zou worden van één van de te bouwen woningen is onvoldoende om belanghebbendheid aan te nemen, vooral omdat dit niet door middel van een overeenkomst is vastgelegd. Het college heeft daarom naar het oordeel van de Afdeling het bezwaar van [appellant sub 2] terecht niet-ontvankelijk verklaard.