Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Is het noodzakelijk voor appellant om de bedrijfswoning te bewonen?

Op die rechtsvraag gaf de ABRvS (6 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4502) vandaag antwoord.

6 november 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Appellanten voeren aan dat het ten tijde van de besluiten voor de bedrijfsvoering van Mployment Housing B.V. noodzakelijk was dat appellant B in het bedrijfspand woonde. Dit bedrijf houdt zich onder andere bezig met het beheren, bemiddelen en certificeren van huisvesting voor arbeidsmigranten. Appellant B was op ZZP-basis buiten kantooruren voor dit bedrijf oproepbaar, bijvoorbeeld in geval van calamiteiten, onderlinge ruzies of onverwachte aankomsten. In zulke gevallen was het volgens hen van belang dat de bus en de benodigde spullen, zoals matrassen, sleutels en bedden, die in het bedrijfspand worden opgeslagen, direct voorhanden waren.

Artikel 1.15 van de planregels luidt:

"Bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein."

of

een woning die fysiek van oudsher behoort bij het op die bestemming aanwezige complex, zoals een voormalige molenaarswoning, pastorie, zomerwoning of een rustende boer-woning, waarbij het gebruik van de woning als zodanig het functioneren van het bedrijf niet mag belemmeren."

Met de rechtbank komt de Afdeling tot het oordeel dat uit de taken die appellant B uitvoert voor Mployment Housing B.V. niet de noodzaak van zijn huisvesting in het bedrijfspand voortvloeit. Uit de gestelde omstandigheid dat appellant B op ZZP-basis incidenteel inzetbaar is in noodgevallen, volgt niet dat zijn bewoning van het pand noodzakelijk is. Dat het op momenten nuttig kan zijn om in de buurt van het bedrijf te wonen, maakt niet dat die bewoning ook noodzakelijk is.

Artikel delen