Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kassa-unit bij parkeerbedrijf niet vergunningvrij, ook niet onder Omgevingswet (rechtbank toetst of overtreding onder Omgevingswet nog verboden is)

In de richtinggevende uitspraak van de ABRvS van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2645 bevestigde de Afdeling wat in lagere rechtspraak al eerder is overwogen: namelijk dat ook al blijft het oude recht op een zaak van toepassing toch nog getoetst moet worden of onder het nieuwe recht nog sprake is van een overtreding. In de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 juli 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:3341 heeft de rechtbank dit getoetst. Het ging hier om een illegale kassa-unit bij een parkeerterrein. Getoetst wordt of dit onder bijlage II Bor vergunningvrij kan worden opgericht, maar wordt ook een blik geworpen op de Omgevingswet.

21 juli 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Verzoekster huurt een gedeelte van het parkeerterrein dat ligt achter het bedrijfsverzamelgebouw aan de Luchthavenweg 81. Deze gronden zijn kadastraal bekend als Strijp F1908. Verzoekster stelt het door haar gehuurde parkeerterrein beschikbaar voor het tegen betaling parkeren van auto’s door derden. Op de locatie is een kassa-unit aanwezig en wordt door middel van bebording de locatie van het parkeren geduid. Verzoekster heeft ook de website https:// [verzoekster] .nl/ ingericht waarmee zij haar diensten aanbiedt en waarmee klanten onder meer een parkeerplaats kunnen reserveren.

Op grond van het Omgevingsplan gemeente Eindhoven geldt voor de locatie het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Eindhoven Airport”. Aan de locatie waar geparkeerd wordt is de bestemming ‘Bedrijf - 1’ toegekend. Ingevolge artikel 3.5.1, onder i, van de planregels wordt onder een gebruik in strijd met die bestemming in ieder geval verstaan het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van een parkeerbedrijf. Op grond van artikel 1.55 van de planregels is een parkeerbedrijf gedefinieerd als “het bedrijfsmatig aanbieden van parkeerplaatsen in een bebouwde voorziening of op een onbebouwde voorziening, anders dan voor werknemers en bezoekers van het eigen bedrijf. Het betreft in ieder geval autoparkeerterreinen en/of parkeergarages met SBI-code 5221 (SBI-2008).”

Op 23 april 2023 heeft een toezichthouder van de gemeente Eindhoven een controle uitgevoerd. Tijdens deze controle is geconstateerd dat verzoekster in strijd met het bestemmingsplan op de locatie een parkeerbedrijf exploiteert, en dat de kassa-unit en verschillende (reclame)borden zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning. Het college heeft verzoekster daarom op 31 augustus 2023 het voornemen gestuurd om een bestuurlijke sanctie op te leggen indien de overtredingen niet worden beëindigd.

Op 22 maart 2024 heeft opnieuw een controle plaatsgevonden. Tijdens de controle is geconstateerd dat het gebruik als commercieel parkeerterrein niet is beëindigd en dat de kassa-unit en bebording ook nog aanwezig zijn.

Met het bestreden besluit heeft het college aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd.

Verzoekster voert aan dat de kassa-unit een bijbehorend bouwwerk is wat op grond van artikel 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vergunningvrij is. Daarom kan niet handhavend tegen de kassa-unit worden opgetreden. De kassa-unit is een bijbehorend bouwwerk, omdat deze ten dienste staat aan het hoofdgebouw, te weten het bedrijfsverzamelgebouw (het Bond-gebouw) aan de Luchthavenweg 81. De digitale reclameborden staan uit. Dat is ook te zien in het controlerapport van 22 maart 2024.

Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de kassa-unit niet vergunningvrij is. Het perceel waarop de kassa-unit staat heeft namelijk geen hoofdgebouw. Als het Bond-gebouw als hoofdgebouw moet worden aangemerkt, dan geldt dat de kassa-unit niet functioneel verbonden is met dit hoofdgebouw.

Het is tussen partijen niet in geschil dat het gebruik van het terrein van verzoekster ten behoeve van een parkeerbedrijf op grond van het geldende bestemmingsplan niet is toegestaan. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de digitale reclameborden niet vergunningvrij geplaatst kunnen worden. De omstandigheid dat de digitale reclameborden zijn uitgezet, acht de voorzieningenrechter niet relevant. Het college treedt immers handhavend op vanwege de omstandigheid dat de reclameborden zijn geplaatst zonder omgevingsvergunning, en niet omdat de reclameborden worden gebruikt zonder omgevingsvergunning. In zoverre is dus sprake van een overtreding.

Tussen partijen is wel in geschil of de kassa-unit een vergunningvrij bijbehorend bouwwerk is. Ter zitting is vast komen te staan dat de kassa-unit omstreeks het jaar 2016 is geplaatst. Omdat op dat moment de Wabo het geldende recht was, dient op grond van de Wabo en het Bor te worden bepaald of de kassa-unit toentertijd vergunningvrij is geplaatst. Daarover overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van de aanwezigheid van een hoofdgebouw. Hiervan dient immer sprake te zijn, omdat een gebouw, gelet op de definitiebepaling in artikel 1 van bijlage II van het Bor, alleen kan worden aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk als het zich op hetzelfde perceel bevindt als het hoofdgebouw. Het begrip ‘perceel’ is niet gedefinieerd in het Bor. Het Bond-gebouw aan de Luchthavenweg 81 staat op het kadastrale perceel F1909. De kassa-unit staat op het kadastrale perceel F1908. Beide kadastrale percelen grenzen aan elkaar.

Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen (ABRvS 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1039), is, voor beantwoording van de vraag of kadastrale percelen als één perceel in de zin van het Bor moeten worden aangemerkt, de feitelijke actuele situatie van belang, waaronder de inrichting en wijze van gebruik van de gronden. Dat de kadastrale percelen niet eenzelfde bestemming hebben is daarbij niet bepalend.

De kadastrale percelen F1908 en F1909 worden tezamen als bedrijventerrein gebruikt. Perceel F1908 wordt gebruikt als parkeerterrein ten behoeve van het Bond-gebouw op perceel F1909, en een (achter)ingang van het Bond-gebouw komt direct uit op het parkeerterrein. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat de kassa-unit daarom op hetzelfde perceel als het hoofdgebouw, zodat in zoverre sprake kan zijn van een bijbehorend bouwwerk.

Op grond van de definitiebepaling in artikel 1 van bijlage II van het Bor, dient de kassa-unit ook functioneel verbonden te zijn met het Bond-gebouw. Van functionele verbondenheid is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter geen sprake. Verzoekster stelt dat vanuit de kassa-unit postpakketten voor bedrijven gevestigd in het Bond-gebouw worden aangenomen en opgehaald, maar zij heeft dat niet aannemelijk gemaakt. De hoofdingang naar het Bond-gebouw bevindt zich juist aan de zijde van het Bond-gebouw die niet direct aansluit op het achterliggende parkeerterrein, zodat aannemelijker is dat pakketpost via die zijde direct in het Bond-gebouw wordt afgegeven. Verzoekster stelt verder dat de kassa-unit ook een portierfunctie heeft voor de circa 25 vrachtwagens per dag die bij de achterzijde van het Bond-gebouw moeten zijn, maar ook dat heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dit zou betekenen dat de vrachtwagens slalommend het Bond-gebouw moeten bereiken, omdat het deel van het parkeerterrein van verzoekster via wegversperringen is afgezet. De kassa-unit staat op het gedeelte van het terrein dat verzoekster huurt, direct langs de toegangspoort naar het deel van het parkeerterrein van verzoekster. Op de kassa-unit is geen bebording geplaatst dat leveranciers van het Bond-gebouw zich daar moeten melden. Op de kassa-unit is alleen bebording met de naam van het parkeerbedrijf van verzoekster aangebracht, alsmede een bord met de parkeertarieven die verzoekster hanteert. De voorzieningenrechter acht daarom aannemelijk dat de kassa-unit alleen een functie heeft ten behoeve van het parkeerbedrijf van verzoekster. Dat betekent dat de kassa-unit niet functioneel verbonden is met het Bond-gebouw, en dus niet kan worden aangemerkt als vergunningvrij bijbehorend bouwwerk.

Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de kassa-unit vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet inmiddels wel vergunningvrij aanwezig mag zijn, zodat in zoverre ten tijde van het bestreden besluit ook nog sprake was van een overtreding. Deze grond slaagt dus niet.

Artikel delen