Comgoed betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de last onder dwangsom een bestraffende sanctie is en geen herstelsanctie. Zij wijst in dit verband erop dat zij een coöperatieve houding heeft en dat zij steeds na hevige regenval maatregelen neemt om een lozing te voorkomen. Gelet op deze omstandigheden is volgens haar geen sanctie nodig om haar tot handelen te bewegen. Verder is de hoogte van de aan de last verbonden dwangsom volgens haar bedoeld om leed toe te brengen en daarmee heeft de last onder dwangsom het karakter van een bestraffende sanctie gekregen, aldus Comgoed.
Artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"1. In deze wet wordt verstaan onder:
a. bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;
b. herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;
c. bestraffende sanctie: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.
[…]."
De opgelegde last onder dwangsom strekt ertoe lozingen van stoffen op het oppervlaktewater te laten beëindigen en beëindigd te houden. De last onder dwangsom heeft, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, daarmee als doel het beëindigen van de overtreding. Het gaat daarmee om een herstelsanctie en niet om een bestraffende sanctie. Dat Comgoed dit wegens de door haar genoemde omstandigheden anders heeft ervaren, is niet van belang voor de vraag of de sanctie een bestraffend karakter heeft. In het aangevoerde worden geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de last louter vanwege de hoogte van de dwangsom als een bestraffende sanctie zou moeten worden aangemerkt.