Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Moment van verbeuring bij niet voortdurende overtreding: tijdens hercontroles of meteen na afloop begunstigingstermijn?

Een interessant leerstuk is het moment wanneer de dwangsommen precies verbeuren. Art. 5:33 Awb bepaalt dat “een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd." Als hoofdregel geldt dat een dwangsom in principe van rechtswege verbeurt op het moment dat de overtreding na afloop van de begunstigingstermijn (nog steeds) plaatsvindt.

9 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

De ABRvS oordeelt als hoofdregel dat eerst het moment waarop de overtreding wordt geconstateerd door de toezichthouder van het bevoegd gezag het moment van verbeuring is (zie bijv. ABRvS 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3060 en ABRvS 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1860). Het bestuursorgaan moet tijdig overgaan tot een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden. In 2018 nuanceerde de ABRvS (28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:653) het moment van verbeuren van dwangsommen voor voortdurende overtredingen. De aard van de lasten, het betreft het opheffen van een voortdurende overtreding, brengt mee dat indien niet binnen de begunstigingstermijn aan de lasten wordt voldaan de dwangsommen van rechtswege worden verbeurd op het moment dat de begunstigingstermijn is beëindigd en niet op het moment van hercontrole (indien dit later is). In de uitspraak van de ABRvS van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4055 was deze problematiek weer aan de orde en was van belang wanneer de dwangsommen verbeurden bij het gebruik van het perceel voor een autohandelsbedrijf. Deze overtreding kan namelijk relatief eenvoudig worden beëindigd en weer hervat. Was hier sprake van een voortdurende overtreding of niet en welke gevolgen heeft dit voor het verbeuringsmoment?

Bij besluit van 13 maart 2018 heeft het college [wederpartij] een last onder dwangsom opgelegd om het met het bestemmingsplan "Soestdijkse Grachten" (hierna: het bestemmingsplan) strijdige gebruik van een autohandelsbedrijf op het perceel [locatie] in Soest te beëindigen en beëindigd te houden. Ook is in dat besluit bepaald dat [wederpartij] na afloop van de begunstigingstermijn een dwangsom van € 5.000,00 verbeurt per maand of deel van een maand dat niet aan de last is voldaan, met een maximum van € 50.000,00.ak.

Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat uit controles op 19 september 2019 en 30 oktober 2019 blijkt dat [wederpartij] in strijd met de last onder dwangsom een autohandelsbedrijf op het perceel had. Volgens het college betekent dit dat in september en oktober 2019 dwangsommen zijn verbeurd. Daarom heeft het college bij het besluit op bezwaar van 15 oktober 2020 besloten tot invordering van een bedrag van € 10.000,00.

De uitspraak van de rechtbank

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het niet beëindigen en beëindigd houden van een autohandelsbedrijf een voortdurende overtreding is, waarvoor per maand of deel van de maand vanaf 22 augustus 2018 van rechtswege een dwangsom van € 5.000,00 werd verbeurd. Daarom is volgens de rechtbank de laatste dwangsom al verbeurd op 22 juni 2019, tien maanden na afloop van de begunstigingstermijn op 22 augustus 2018. Omdat op het moment van de constateringen in september en oktober 2019 het maximale bedrag aan dwangsommen van € 50.000,00 al was verbeurd, mocht het college naar het oordeel van de rechtbank voor deze maanden geen dwangsommen meer invorderen.

Het hoger beroep van het college

Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het geen dwangsommen meer mocht invorderen voor de op 19 september 2019 en op 30 oktober 2019 geconstateerde overtredingen van de last onder dwangsom. Volgens het college was het maximale bedrag aan dwangsommen toen nog niet verbeurd. Daarvoor voert het college aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het niet beëindigen en beëindigd houden van een autohandelsbedrijf een voortdurende overtreding is. Volgens het college kan de bedrijfsmatige verkoop van auto’s op het perceel relatief eenvoudig tussendoor worden beëindigd en weer hervat, zodat sprake is van een niet-voortdurende overtreding. Naar het oordeel van het college betekent dit dat pas dwangsommen worden verbeurd, als per maand of deel van een maand is vastgesteld dat de last niet is nagekomen. Volgens het college is voor het eerst in september en oktober 2019 vastgesteld dat [wederpartij] niet aan de last onder dwangsom voldeed, zodat toen pas voor het eerst dwangsommen zijn verbeurd.

Naar het oordeel van de Afdeling voert het college terecht aan dat het gebruik van het perceel voor een autohandelsbedrijf op zichzelf geen voortdurende overtreding oplevert. Het gebruik van het perceel voor een autohandelsbedrijf kan namelijk relatief eenvoudig worden beëindigd en weer hervat. Dat in september en oktober 2019 mogelijk niet aan de last werd voldaan, betekent daarom niet dat ook in de eerste tien maanden na afloop van de begunstigingstermijn niet aan de last werd voldaan.

Om te weten of een dwangsom is verbeurd, zal eerst moeten worden vastgesteld dat niet aan de last is voldaan. In dit geval ontbreken concrete gegevens over onderzoek en controle waaruit blijkt dat de last niet is nageleefd gedurende de eerste tien maanden na afloop van de begunstigingstermijn. Dit betekent dat de rechtbank er ten onrechte van uit is gegaan dat het maximale bedrag aan dwangsommen al op 22 juni 2019 was verbeurd.

Alleen al hierom slaagt het betoog.

Artikel delen