Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Natuurvergunning jacht ganzen Natura 2000-gebieden

In januari 2020 krijgt de Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) een vergunning ex art 2.7 Wnb voor het verjagen van verscheidene ganzensoorten met ondersteunend afschot in en rond Overijsselse Natura 2000-gebieden. Aan de vergunningverlening ligt een passende beoordeling ten grondslag. De Faunabescherming maakt bezwaar, maar het bezwaar wordt ongegrond verklaard.

17 June 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Bij de rechtbank heeft appellant wel succes. Het besluit wordt vernietigd en het primaire besluit herroepen. De rechtbank oordeelt dat de vergunde activiteit naar ruimte, tijd en intensiteit onvoldoende is beschreven. De gevolgen zijn daarom in de passende beoordeling onvoldoende beoordeeld. De opgenomen verstoringsafstanden zijn onvoldoende representatief voor de verstoringsgevoeligheid van de soorten waarvoor deze zijn opgenomen en de gestelde voorschriften hebben een onvoldoende mitigerend karakter. Er is te weinig rekening gehouden met cumulatieve effecten.

GS gaat in hoger beroep en stelt dat de verstoringsafstanden wel representatief zijn, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3309). Een afstand van 150 meter tot het Natura 2000-gebied zou voldoende zijn om significante negatieve effecten uit te sluiten. De Afdeling verwerpt dit standpunt. In de uitspraak van de Afdeling uit 2022 ging het om een soortenontheffing (art. 3.3., vierde lid Wnb).

In de onderhavige zaak gaat het daarentegen om een natuurvergunning die nodig is vanwege de gevolgen van het afschot van ganzen voor andere soorten waarvoor Natura 2000-gebieden in Overijssel zijn aangewezen. Anders dan GS meent, kan uit de uitspraak uit 2022 niet worden afgeleid  dat bij een verstoringsafstand van 150 meter rond Natura 2000-gebieden de gevolgen van afschot van ganzen voor andere vogelsoorten waarvoor deze gebieden zijn aangewezen, zozeer worden beperkt of weggenomen dat verzekerd is dat de natuurlijke kenmerken van de gebieden niet zullen worden aangetast. De vergelijking gaat dus niet op.

GS voert verder het belang aan van de landbouwsector bij bestrijding van schade door ganzen en de bijdrage van de landbouw aan de gebiedsprocessen op basis van het Provinciaal Programma Landelijk Gebied die een integrale aanpak van alle sectoren, waaronder de landbouw, vergen. Dat aspect is niet onderkend door de rechtbank, aldus GS.

De Afdeling heeft begrip voor de integrale benadering maar oordeelt dat er voldaan moet worden aan het toetsingskader voor een natuurvergunning. Uit een passende beoordeling moet blijken dat dat het aangevraagde project de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied niet zal aantasten. En aan die voorwaarde kan niet worden voldaan.

Het hoger beroep is dus ongegrond. GS hoeft geen nieuw besluit te nemen, omdat de termijn waarvoor de vergunning was verleend al was verlopen.

Uit deze uitspraak blijkt dat bij verlening van een natuurvergunning voor verjaging met mogelijk afschot steeds de regel geldt dat uit een passende beoordeling moet blijken dat er voldoende zekerheid bestaat dat het aangevraagde project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Daaraan moet worden voldaan. Redenen om toch een vergunning te verlenen terwijl die zekerheid niet bestaat, ook als deze redenen voorzien zijn van een goede motivering en maatschappelijk belang, doen daar niet aan af.