In haar uitspraak van 6 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4479) oordeelt de Afdeling dat de vereniging die opkwam tegen de door de voorzitter van de Veiligheidsregio opgelegde en door tijdsverloop inmiddels vervallen beperking van haar demonstratierecht nog steeds procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het daartegen gerichte hoger beroep.
Op grond van de opgelegde beperking mocht de vereniging gedurende de periode van een week niet met bepaalde voertuigen demonstreren. De Afdeling overweegt dat besluiten die beperkingen aan demonstraties stellen betrekking hebben op de uitoefening van een grondrecht en er meestal weinig tijd ligt tussen het besluit zelf en de demonstratie waar het besluit betrekking op heeft. en oordeel van de rechter over een opgelegde beperking is evenwel van belang voor demonstranten en initiatiefnemende organisaties om duidelijkheid te krijgen of die beperkingen terecht waren en daarmee ook een indicatie te hebben of zulke beperkingen bij toekomstige demonstraties toelaatbaar zijn. Dat oordeel is, mede met het oog op het algemeen belang en eventuele individuele belangen van derden, ook van belang voor bestuursorganen die overwegen het demonstratierecht te beperken. Mede ter voldoening aan het recht op een effectief rechtsmiddel (art. 13 EVRM, vgl. het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 7 februari 2017, Lashmankin e.a. tegen Rusland, ECLI:CE:ECHR:2017:0207JUD005781809) heeft de vereniging om die reden nog steeds procesbelang.