Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Onteigenen nieuwe stijl: Eerste onteigeningsbeschikking bekrachtigd!

Gisteren bekrachtigde de rechtbank Zeeland-West-Brabant de onteigeningsbeschikking van de raad van Gilze Rijen. Een bijzonder moment, want de bekrachtigingsprocedure is een volledig nieuw fenomeen. Dit is dus de eerste keer dat een rechter zich uitlaat over een onteigeningsbeschikking. De raad heeft een onteigeningsbeschikking genomen voor de herontwikkeling van de stationsomgeving. Onder andere een tunnel wordt gerealiseerd, met directe toegang tot de perrons. Vervolgens heeft het college van Gilze Rijen, namens de raad, de rechtbank verzocht de onteigeningsbeschikking te bekrachtigen. In deze blog vatten wij de uitspraak kort samen en benoemen wij de opvallende overwegingen.

21 May 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Planologische grondslag

Voor de praktijk direct interessant is dat de planologische grondslag wordt gevormd door een bestemmingsplan dat behoort tot het ‘tijdelijk deel’ van het omgevingsplan. De planologische grondslag ‘bevindt’ zich dus in het overgangsrecht, terwijl de onteigening onder huidig recht wordt afgehandeld. De verwachting in de praktijk is dat dit de aankomende jaren vaker gaat voorkomen. Verder is relevant dat dit bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, toch ziet de rechtbank geen aanleiding om van bekrachtiging af te zien. De rechtbank oordeelt – terecht – dat de daadwerkelijke eigendomsovergang pas kan plaatvinden als ook het bestemmingsplan onherroepelijk is. Dit volgt uit artikel 11.16 Ow.

Ambtshalve basistoets

De rechtbank introduceert het toetsingskader en volgt daarbij nauwgezet de wet. Een onteigeningsbeschikking kan alleen worden genomen (1) in het belang van het ontwikkelen van de fysieke leefomgeving (het onteigeningsbelang), (2) als de onteigening noodzakelijk is, en (3) urgent is. De bestuursrechter zet de bestaande jurisprudentielijn op basis van de wet door.

De rechtbank voert de ambtshalve basistoets vervolgens uit. De rechtbank vat hierbij de wetsgeschiedenis kernachtig samen: “Deze basistoets, die vier aspecten omvat, vormt de inhoudelijke waarborg dat niemand onteigend zal worden zonder dat een rechter zich heeft uitgesproken over de onteigening.” De rechtbank toetst de hiervoor genoemde voorwaarden en controleert daarnaast of aan alle wettelijke vormvoorschriften is voldaan. Dit doet de rechtbank met een ‘intensieve toetsing’.

Belanghebbendheid

  Opvallend is vervolgens dat de rechtbank stelt dat ‘aan belanghebbenden (in de zin van artikel 1:2 van de Awb)’ de gelegenheid wordt geboden hun argumenten tegen de onteigeningsbeschikking aan te rechter voor te leggen. De Ow bevat in artikel 16.97 geen expliciete verwijzing naar Awb. De vraag kan worden opgeworpen of bijvoorbeeld de eigenaar van een aangrenzend perceel óók geldt als belanghebbende. Als dat juist is, dan is de bekrachtigingsprocedure voor wat betreft de mogelijkheid om als derde ‘mee te doen’ veel ruimer dan de vroegere civiele procedure.

De toetsing: oude wijn in nieuwe zakken

De toetsing van de bedenkingen en de ambtshalve basistoets komen inhoudelijk bekend voor. Eén punt valt op, maar op hoofdlijnen sluit de bekrachtigingsuitspraak aan bij wat de praktijk is gewend.

Bij de vormvoorschriften gaat het ietwat misgaat. De rechtbank oordeelt dat de raad – in strijd met artikel 3:11 Awb en artikel 7.6 Ob – heeft verzuimd om samen met de (ontwerp)onteigeningsbeschikking alle stukken ter inzage te leggen, die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het (ontwerp)besluit. Volgens de rechtbank moet namelijk ook het logboek (met bijlagen) ter inzage worden gelegd. Echter, van de raad wordt niet verwacht dat alle logboeken openbaar ter inzage werden gelegd, in verband met de daarin voorkomende financiële en persoonsgegevens. Wel had de raad de belanghebbenden kunnen wijzen op de mogelijkheid om een kopie van het logboek (en bijlagen) op te vragen dat specifiek betrekking had op die belanghebbende. De raad had in de kennisgeving van de terinzagelegging bijvoorbeeld kunnen wijzen op de mogelijkheid om een persoonlijk dossier op te vragen bij de raad. De rechtbank passeert dit gebrek door toepassing te geven aan artikel 6:22 Awb. Voor onteigenaren dus de belangrijke signalering dat expliciet een gelegenheid moet worden geboden dat belanghebbenden hun persoonlijke dossier kunnen opvragen, met daarin het logboek.

De toetsing van het onteigeningsbelang, de noodzaak en urgentie is verder herkenbaar. Bestaande jurisprudentie wordt voorgezet:

- Voor het onteigeningsbelang wordt verwezen naar het omgevingsplan, waarin de beoogde vorm van gebruik is mogelijk gemaakt. De gebruiksdoelen die zijn toegekend sluiten de bestaande vorm van gebruik uit. Voorts vat de rechtbank het algemene belang kort samen.

- Met betrekking tot de noodzaak stelt de rechtbank vast dat drie aanbiedingen zijn gedaan voorafgaand aan het vaststelling van de onteigeningsbeschikking en dat deze aanbiedingen zijn onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat aan het noodzaakscriterium is voldaan. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat de rechtbank niet expliciet ingaat op de termijn die is geboden bij deze aanbiedingen en ook niet expliciet acht slaat op de momenten dat de aanbiedingen zijn gedaan (bijvoorbeeld voorafgaand aan de ontwerponteigeningsbeschikking of juist daarna).

- De urgentie wordt ook getoetst. De raad heeft gemotiveerd toegelicht dat uiterlijk drie jaar na het verkrijgen van de eigendom aan de slag zal worden gegaan met de realisatie van de functies waarvoor wordt onteigend.

Vergoeding deskundigenkosten

  Tot slot is interessant dat alle deskundigenkosten worden vergoed. Uit de Ow volgt dat de kosten worden vergoed dit een belanghebbende heeft moeten maken voor deskundige bijstand, mits deze kosten redelijk zijn. Deze toets is tweeledig: beoordeeld dient te worden of de bijstand redelijkerwijs is ingeroepen en of de kosten daarvan redelijk zijn. De civiele rechter oordeelt regelmatig dat een deel van de deskundigenkosten niet wordt vergoed, omdat de hoogte niet redelijk is. In dit geval vermeldt de rechtbank niet of het bestuursorgaan een reactie heeft gegeven op de deskundigenkosten en oordeelt niet meer dan: “Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit die overzichten dat belanghebbende de bijstand redelijkerwijs heeft ingeroepen. De rechtbank acht de kosten ook redelijk.”

Conclusie

Al met al is dit geen wereldschokkende uitspraak, maar wel ontzettend interessant te lezen hoe een rechtbank omgaat met de bekrachtigingsprocedure. Wij signaleren tot slot dat de rechtbank de lijnen van de Ow vaak expliciet volgt en ook veelvuldig en expliciet verwijst. Een goed leesbare start van de bekrachtigingsrechtspraak.

Artikel delen