Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Ontheffing Wet natuurbescherming. Juiste onderbouwing dwingende reden van openbaar belang en het ontbreken van alternatieve oplossing, maar onvoldoende duidelijk gemaakt waar de aanvraag precies op ziet.

GEM Bloemendalerpolder C.V. (hierna: GEM) ontwikkelt in de Bloemendalerpolder gelegen tussen Muiden en Weesp een nieuwe woonwijk "Weespersluis" met 2750 woningen en bijbehorende voorzieningen en ontsluitingen. Hiervoor zijn meerdere ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) verleend. Bij besluit van 31 juli 2019 heeft het college aan GEM op grond van de Wnb een ontheffing verleend ten aanzien van werkzaamheden op vier locaties voor specifieke diersoorten.

17 december 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

De ontheffing ziet op meerdere artikelen uit de Wnb en wordt hierna veegontheffing genoemd. De veegontheffing voorziet in een aanvullende ontheffing op de door het college aan GEM bij besluit van 1 november 2017 verleende ontheffing voor het project Bloemendalerpolder (hierna: de totaalontheffing). Het college heeft alle bepalingen, voorschriften en beperkingen verbonden aan de totaalontheffing van toepassing verklaard op de vier in de veegontheffing genoemde locaties.

Het college heeft het door de stichting tegen het besluit van 31 juli 2019 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De stichting is hiertegen in beroep gegaan, waarna de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld. Ik zal hierna twee beroepsgronden kort toelichten; de dwingende reden van groot openbaar belang en het ontbreken van alternatieve oplossingen en de gronden ten zuiden van de transitiestrook woningbouw. De Afdeling verklaart, anders dan de rechtbank, het hoger beroep gegrond.

Hoger Beroep

De dwingende reden van groot openbaar belang en het ontbreken van alternatieve oplossingen

De stichting betoogt dat de veegontheffing ziet op delen waar de totaalontheffing niet op zag. Het college had daarom opnieuw moeten bezien of er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn en of er geen andere bevredigende oplossing mogelijk is. Daarnaast is volgens de stichting de redenering van de rechtbank, inhoudende dat de compensatieopgave in de totaalontheffing ook zou zien op de locaties van de veegontheffing, onjuist.

De gronden ten zuiden van de transitiestrook woningbouw

De stichting betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de veegontheffing ten onrechte op vijf en niet op vier locaties ziet. Dit omdat ook het projectgebied direct ten zuiden van de transitiestrook voor de woningbouw en ten noorden van de huidige grens van de totaalontheffing, onder de veegontheffing valt. Dit projectgebied ten zuiden van de transitiestrook woningbouw wordt permanent onttrokken aan beschermde diersoorten, terwijl de aanvraag en de beoordeling door het college daar niet op zagen.

Beoordeling van de Afdeling

De dwingende reden van groot openbaar belang en het ontbreken van alternatieve oplossingen

De Afdeling volgt de rechtbank in haar oordeel dat het college voor de onderbouwing dat de ontheffing nodig is in het belang van een dwingende reden van groot openbaar belang en er geen andere bevredigende oplossing is, heeft mogen verwijzen naar de onderbouwing daarvan in de totaalontheffing. De Afdeling neemt hierin mee dat de veegontheffing ziet op werkzaamheden in het kader van het project Bloemendalerpolder en voor dat project al in het MER ten behoeve van de bestemmingsplannen en in het kader van de totaalontheffing is onderbouwd dat sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en dat er geen andere gepaste oplossingen zijn. In het kader van alternatieven zijn meerdere scenario’s onderzocht, waarna er is gekozen voor het ontwikkelen van metapopulaties van beschermde soorten. Dit omdat de andere twee opties niet haalbaar en of wenselijk zijn. Dit scenario is vastgelegd in de voorschriften en er is volgens de totaalontheffing geen andere gepaste oplossing.

Het betoog slaagt niet.

De gronden ten zuiden van de transitiestrook woningbouw

Op 24 juni 2019 heeft GEM de aanvraag voor een ontheffing ingediend. In deze aanvraag staat dat de ontheffing van de verbodsbepalingen betrekking heeft op de werkzaamheden die gaan plaatsvinden op 4 locaties. De gronden direct ten zuiden van de transitiestrook woningbouw worden niet vermeld in deze aanvraag. Volgens het college moet in de mail van GEM worden gelezen dat de aanvraag ook ziet op de gronden direct ten zuiden van de transitiestrook woningbouw. In de mail, waarin GEM antwoord geeft op het college staat het volgende:

"Er moet onderscheid gemaakt worden tussen gebieden die we tijdelijk uitnemen en die uiteindelijk wel compensatiegebied worden (transitiezones) en de gebieden die uiteindelijk ingericht worden volgens beoogd gebruik (stadspark en gemeentewerf), maar die nog geen onderdeel waren van de eerdere aanvraag (mede vanwege grondeigendommen). Uiteindelijk moet er een vergunning zijn voor alle gebieden binnen de rode grenzen in bovenstaande afbeelding aangevuld met de transitiezones (zowel voor de woonveld als voor de weg).”

De GEM heeft in deze e-mail een afbeelding van de kaart opgenomen waar met rood de ontsluitingsweg en ten zuiden en ten oosten daarvan een gebied is aangegeven.

De Afdeling ziet, anders dan de rechtbank en het college, in het e-mail antwoord van GEM in samenhang met de afbeelding niet dat de aanvraag ook zag op de werkzaamheden op de grond tussen de transitiestrook woningbouw en de grens van de totaalontheffing. De Afdeling stelt dat op de afbeelding de transitiestroken niet zijn ingetekend, waardoor niet duidelijk is waar de grenzen van de verschillende gebieden lopen. Verder wordt ook niet in de aanvraag of in de bijbehorende quickscans (die betrekking hebben op de aanvraag) de gronden ten zuiden van de transitiestroken woningbouw genoemd, waardoor deze gronden ook niet zijn beoordeeld. De Afdeling oordeelt dat alleen de zin dat het uiteindelijk de bedoeling is dat er een ontheffing is voor alle gronden binnen de rode grenzen, onvoldoende is om te worden aangemerkt als een rechtens relevante aanvulling op de aanvraag. Dit heeft de rechtbank niet onderkend.

Het betoog slaagt.

Conclusie

De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond. De Afdeling vernietigt het besluit op bezwaar en herroept het besluit van 31 juli 2019, voor zover daarbij een ontheffing is verleend voor de gronden ten zuiden van de transitiestrook woningbouw en boven de noordelijke grens van de ontheffing van 1 november 2017.

Artikel delen