Deze zaak bij de Afdeling draait om welk besluit nu het schadeveroorzakende besluit is in het kader van planschade. Wat was er aan de hand? Provinciale staten van Noord-Brabant stelt een Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017 (hierna: verordening) vast.
De verordening verplicht de gemeenteraad om in een bestemmingsplan vast te leggen dat de uitbreiding van een hokdierhouderij in een stalderingsgebied alleen is toegestaan als bewijs is overgelegd dat in het stalderingsgebied een bestaand deel van een hokdierverblijf is gesaneerd en de oppervlakte van de sanering 110% bedraagt van de oppervlakte die gemoeid is met de uitbreiding van het nieuwe hokdierverblijf. Een hele mond vol en dit kan u voor het verdere betoog hieronder vergeten. De gemeenteraad van de gemeente Deurne heeft gehoor gegeven aan de verordening en heeft het bestemmingsplan hierop aangepast. Als gevolg hiervan vraagt een agrariër in de gemeente Deurne planschade aan. Hij stelt zich op het standpunt dat in het vorige bestemmingsplan geen beperking was opgenomen en als zodanig leidt hij schade.
Het SAOZ brengt voor het college advies uit en adviseert het college de aanvraag af te wijzen. Hieraan legt zij ten grondslag dat het nieuwe bestemmingsplan geen verdergaande beperkingen introduceert dan die op de peildatum al bestonden op basis van de verordening. Het nieuwe bestemmingsplan is slechts de vertaalslag van de verordening. Voor tegemoetkoming van de schade zou verzoeker tot planschade zich tot de provincie moeten wenden.
Het college volgt dit advies maar vindt in een beroep een rechtbank tegenover zich met een andere mening. De rechtbank stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen tegemoetkoming van de provincie heeft ontvangen. Zij kan daarom bij het college verzoeken om planschade en de rechtbank draagt het college dan op om een planologische vergelijking te maken tussen het oude en het nieuwe bestemmingsplan.
Het college gaat in hoger beroep. Zij stelt daarbij dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de verordening als schadeveroorzakend besluit heeft te gelden. Dit was het eerste planologische besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro en dient derhalve als grondslag voor de schade. De Afdeling oordeelt dat als na de inwerkingtreding van de verordening als gevolg van bepalingen in de verordening een bestemmingsplan wordt vastgesteld dat de in die verordening opgenomen planologische beperking van tijdelijke aard zijn. De bepalingen van de verordening gelden als eerste planologische beperkingen op basis waarvan verzoeker schade lijdt in de vorm van waardevermindering van zijn perceel.
De schade ontstaat dus op dat moment en wordt niet weggenomen door de inwerkingtreding van een bestemmingsplan. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan heeft niet tot verdergaande beperkingen geleid dan de beperkingen die op basis van de verordening als bestonden. Het college had dus terecht het advies van het SAOZ mogen volgen en het planschadeverzoek mogen afwijzen.