Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Precedentwerking alleen wanneer het mij uitkomt

Twee bewoners van een pand in Amsterdam (hierna: de appellanten) waarbij het bestemmingsplan ‘Museumkwartier Valeriusbuurt’ gold, wilden op het dak van deze woning een opbouw en een dakterras realiseren. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam weigerde bij besluit van 1 april 2021 (waarbij het niet aannemelijk was dit het een 1-april grap betrof) de vereiste omgevingsvergunning te verlenen. Volgens het college voldoet de opbouw niet aan de vereiste van artikel 25, aanhef en onderdeel a, onder 6. In dit artikel is bepaald dat er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld. Dit is volgens het college in lijn met de ‘beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning’. Dit besluit werd in bezwaar door het college op 4 november 2021 gehandhaafd.

12 december 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Appellanten gingen tegen dit besluit in beroep en betoogden dat aan de buren van appellanten wel een omgevingsvergunning werd verleend en om deze reden ook aan appellanten een omgevingsvergunning verleend had moeten worden. Volgens appellanten is de aangevraagde opbouw een verbetering van het straatbeeld en passend binnen het thans geldende bestemmingsplan ‘Museumkwartier Valeriusbuurt 2022’. Tot slot zou er volgens appellanten geen sprake zijn van precedentwerking wanneer de gevraagde omgevingsvergunning verleend zou worden. Dit is uiteraard opmerkelijk te noemen, aangezien appellanten betoogden dat doordat de buren van appellanten een opbouw mochten realiseren, appellanten zelf ook een opbouw wilden realiseren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (en eerder in beroep de rechtbank) oordeelt dat het college beleidsvrijheid heeft om in afwijking van het geldende bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Volgens de Afdeling volgt uit de genoemde beleidsregels dat een extra bouwlaag op het dak van de woning van appellanten altijd leidt tot een onevenredige afbreuk van het straat- en bebouwingsbeeld. Het college had geen aanleiding hoeven zien om in de door appellanten aangevoerde omstandigheden af te wijken van deze beleidsregels. Tot slot oordeelde de Afdeling dat het college geen rekening kon houden met het thans geldende bestemmingsplan in de tijd dat het weigeringsbesluit werd genomen. Het besluit werd immers op 4 november 2021 genomen, terwijl het geldende bestemmingsplan pas op 13 juli 2022 door de raad werd vastgesteld. Het hoger beroep van appellanten was hiermee ongegrond.

Artikel delen