Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Relativiteitsvereiste (art. 8:69a Awb) staat niet in de weg aan inhoudelijke beoordeling aangevoerde beroepsgronden

De Afdeling oordeelt in haar uitspraak van 9 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4092) dat vanwege de verwevenheid tussen het individuele belang van appellant bij behoud van een goede leefomgeving en het algemene belang dat de Wet natuurbescherming (“Wnb”) beoogt te beschermen staat het relativiteitsvereiste van art. 8:69a Awb niet in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van de door appellant aangevoerde beroepsgronden over de stikstofdepositie in een nabijgelegen Natura 2000-gebied.

18 oktober 2024

Samenvatting

Samenvatting

Voorwerp van geschil was de vaststelling van het bestemmingsplan dat in de nabijheid van het perceel van appellant voorziet in de bouw van 150 nieuwe woningen. De Afdeling overweegt dat het in art. 8:69a Awb neergelegde relativiteitsvereiste inhoudt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel die (of algemeen rechtsbeginsel dat) kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken tot bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. De individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen volgens de Afdeling zo verweven zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706). Bij de beantwoording van de vraag of verwevenheid als hiervoor bedoeld kan worden aangenomen, wordt onder meer rekening gehouden met de situering van de woning van de appellant, al dan niet tussen overige bebouwing, met de afstand tussen de woning van appellant en het natuurgebied, met hetgeen aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied. Naar het oordeel van de Afdeling is de afstand van het perceel en de woning van appellant kort genoeg om in dit geval verwevenheid aan te nemen. Daarbij betrekt de Afdeling dat er, kort gezegd, tussen het perceel van appellant en het Natura 2000-gebied geen bebouwing aanwezig is die het zicht op het plangebied ontneemt.

Artikel delen