Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Strijdigheid met gelijkheidsbeginsel als handhavend wordt opgetreden terwijl aan anderen een omgevingsvergunning is verleend?

De ABRvS deed op 19 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2454 een interessante uitspraak over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in een handhavingszaak. Appellant had in strijd met de artikel 2.1, lid 1, onder a en c Wabo heeft gehandeld door een nieuwe woning te realiseren zonder dat daartoe een omgevingsvergunning was verleend. Appellant had in een eerdere procedure voor de onderbouwing van zijn betoog dat handhavend optreden in strijd is met het gelijkheidsbeginsel verwezen naar verschillende omgevingsvergunningen die het college heeft verleend voor het splitsen of realiseren van (nieuwe) woningen in de gemeente. In de uitspraak van 19 juni 2024 toetst de Afdeling de nadere onderbouwing van de gemeente in een herstelbesluit. Voor zover [appellant] verwijst naar verleende omgevingsvergunningen betreft het, juist omdat er in zijn geval geen omgevingsvergunning is verleend, geen vergelijkbare situatie.

29 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

De voorzieningenrechter heeft in zijn tussenuitspraak van 27 december 2023 overwogen dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat [appellant] in strijd met de artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo heeft gehandeld door een nieuwe woning te realiseren zonder dat daartoe een omgevingsvergunning was verleend. Verder heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college in beginsel bevoegd is om tegen deze overtreding handhavend op te treden. Toch heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de lasten onder dwangsom in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb zijn opgelegd. De voorzieningenrechter heeft namelijk twee gebreken vastgesteld in het besluit van 10 januari 2022.

In de eerste plaats is onder 9.2 van de tussenuitspraak vastgesteld dat [appellant] voor de onderbouwing van zijn betoog dat handhavend optreden in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, heeft verwezen naar verschillende omgevingsvergunningen die het college heeft verleend voor het splitsen of realiseren van (nieuwe) woningen in de gemeente Altena en de gewijzigd vastgestelde "Gebiedsvisie Groeneweg - Wijksestraat, Wijk en Aalburg". Het college is echter geheel niet ingegaan op de door [appellant] genoemde gevallen en de relevantie daarvan in deze handhavingsprocedure. Het besluit van 10 januari 2022 was volgens de tussenuitspraak daarom niet deugdelijk gemotiveerd.

Bij herstelbesluit van 2 februari 2024 heeft het college het primaire besluit van 22 juni 2021 gewijzigd, in die zin dat de aan [appellant] opgelegde last onder dwangsom voor het verwijderen en het verwijderd houden van de woonvoorzieningen in het gedeelte van het pand aan de [locatie] niet verder strekt dan de op 23 juli 2002 vergunde situatie. [appellant] hoeft dus alleen de badkamervoorzieningen in het pand te verwijderen. Het besluit is voor het overige in stand gelaten met een verbeterde motivering.

[appellant] betoogt dat het college in het herstelbesluit niet goed ingaat op de door hem overlegde omgevingsvergunningen. Uit die vergunningen blijkt volgens hem dat het college bereid is extra woningen toe te staan. Het college heeft niet gemotiveerd waarom bij hem geen extra woning wordt toegestaan.

Het college stelt zich op het standpunt dat de situaties waarop [appellant] wijst geen gelijke gevallen betreffen. Het college betoogt dat er relevante verschillen zijn met de situatie van [appellant]. Zo wijst het college erop dat sommige van de omgevingsvergunningen zijn verleend voor het bouwen van nieuwe woningen die binnen het vigerende bestemmingsplan passen.

Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich in het herstelbesluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat van gelijke gevallen geen sprake is en dat toereikend heeft gemotiveerd. Een rechtens gelijk geval zou alleen aan de orde zijn indien het een vergelijkbare situatie als die van [appellant] betreft waarin het college niet handhavend heeft opgetreden. Voor zover [appellant] verwijst naar verleende omgevingsvergunningen betreft het, juist omdat er in zijn geval geen omgevingsvergunning is verleend, geen vergelijkbare situatie. Voor zover hij met een beroep op het gelijkheidsbeginsel betoogt dat ten onrechte ten behoeve van zijn extra woning geen omgevingsvergunning is verleend, hoort een dergelijk betoog niet in deze handhavingsprocedure thuis.

Het betoog slaagt niet.

Artikel delen