Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Ten onrechte niet afd. 3.4 Awb toegepast bij omgevingsvergunningaanvraag, maar gezien effectieve rechtsbescherming is beroep toch ontvankelijk

De uitspraak van de Rechtbank Limburg 11 oktober 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:6925 is interessant omdat hierin wordt overwogen dat ten onrechte niet de uitgebreide voorbereidingsprocedure is toegepast (omdat de omgevingsvergunningaanvraag zag op een Rijksmonument), maar gezien de effectieve rechtsbescherming voor alle partijen wordt het beroep toch ontvankelijk geacht.

11 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Verweerder is echter van mening dat hij zijn fout heeft hersteld, zodat in beroep moet worden aangenomen dat (alsnog) de uniforme voorbereidingsprocedure is doorlopen en rechtstreeks beroep tegen het bestreden besluit open stond en de rechtbank dus ontvankelijk is. De handelingen die verweerder heeft verricht, na zijn constatering en vaststelling dat een onjuiste voorbereidingsprocedure is toegepast, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk te stellen met het herstellen van die fout en het alsnog volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Er is immers geen ontwerpbesluit voor eenieder ter inzage gelegd. Tegen de gewijzigde omgevingsvergunning stond dan ook geen rechtstreeks beroep open, want verweerder heeft in feite met een ietwat uitgebreidere reguliere voorbereidingsprocedure een nieuw besluit genomen en heeft daarvoor niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure doorlopen. De rechtbank acht het beroep echter toch ontvankelijk uit een oogpunt van effectieve rechtsbescherming voor alle partijen ondanks dat verweerder ten onrechte niet de uniforme voorbereidingsprocedure heeft gevolgd.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan vergunninghouder verleende (gewijzigde) omgevingsvergunning voor het verbouwen van een Rijksmonumentale schuur tot acht appartementen op het perceel, kadastraal bekend als [kadasternummer] en plaatselijk bekend als de [adres 1] te [plaats] . Het pand aan de [adres 1] is een Rijksmonument.

Het college heeft op 8 april 2021 de aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen. Bij besluit van 13 augustus 2021 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend.

Tijdens de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie is geconstateerd dat verweerder bij de totstandkoming van de beslissing op de aanvraag ten onrechte de reguliere voorbereidingsprocedure (artikel 3.9 Wabo) heeft toegepast in plaats van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (artikel 3.10 van de Wabo in verbinding met afdeling 3.4 van de Awb), omdat er sprake is van een herbestemming van een Rijksmonument.

Om deze fout in de voorbereiding te herstellen heeft verweerder het bouwplan alsnog ter advisering voorgelegd aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Na een uitgebracht negatief advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), is het bouwplan aangepast waarna de RCE heeft ingestemd met de voorgestelde wijzigingen. Verder heeft de gemeentelijke Welstands- en Monumentencommissie op 8 juni 2022 alsnog (positief) geadviseerd over het bouwplan en ook de gemeenteraad heeft op 15 juni 2022 verklaard geen bedenkingen te hebben tegen het verlenen van de gewijzigde omgevingsvergunning.

Op 8 juli 2022 heeft verweerder vervolgens een nieuw besluit (het bestreden besluit) genomen en aan vergunninghouder een gewijzigde omgevingsvergunning verleend. Op het bezwaarschrift is door verweerder niet beslist. In de visie van verweerder stond tegen het bestreden besluit beroep open bij de rechtbank.

Verweerder heeft daarop het bezwaarschrift van eiseres aangemerkt als een beroepschrift gericht tegen het bestreden besluit en dit met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de rechtbank.

De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder ten onrechte de reguliere voorbereidingsprocedure heeft toegepast. De rechtbank onderschrijft dit. Verweerder is echter van mening dat hij zijn fout heeft hersteld, zodat in beroep moet worden aangenomen dat (alsnog) de uniforme voorbereidingsprocedure is doorlopen en rechtstreeks beroep tegen het bestreden besluit open stond en de rechtbank dus ontvankelijk is. De handelingen die verweerder heeft verricht, zoals omschreven in rechtsoverweging 3.4., na zijn constatering en vaststelling dat een onjuiste voorbereidingsprocedure is toegepast, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk te stellen met het herstellen van die fout en het alsnog volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Er is immers geen ontwerpbesluit voor eenieder ter inzage gelegd. Tegen de gewijzigde omgevingsvergunning stond dan ook geen rechtstreeks beroep open, want verweerder heeft in feite met een ietwat uitgebreidere reguliere voorbereidingsprocedure een nieuw besluit genomen en heeft daarvoor niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure doorlopen.

Echter, uit het oogpunt van een effectieve rechtsbescherming voor alle partijen ziet de rechtbank in dit specifieke geval toch aanleiding om het beroep van eiseres ontvankelijk te achten. De rechtbank acht daarbij de belangen van partijen doorslaggevend. Partijen, meer in het bijzonder vergunninghouder, zijn na lange tijd gebaat bij duidelijkheid en rechtszekerheid. Een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep zou ertoe leiden dat verweerder alsnog de gehele uniforme openbare voorbereidingsprocedure zou moeten doorlopen. Dat zou alle partijen meer tijd en geld kosten, terwijl een andere uitkomst van de besluitvorming niet te verwachten is. In haar overwegingen neemt de rechtbank ook mee dat alle partijen hebben aangegeven er geen problemen mee te hebben als de rechtbank het beroep ontvankelijk acht. Partijen worden door deze gang van zaken niet in hun belangen geschaad. Dat geldt ook voor eiseres, omdat de rechtbank haar bezwaarschrift, dat dus door de rechtbank als beroepschrift wordt aangemerkt, zal behandelen. Ook de belangen van derden zijn niet geschaad. Hoewel volledige zekerheid daarover ontbreekt, acht de rechtbank namelijk aannemelijk dat verweerder de partijen die naar verwachting een zienswijze zouden hebben willen indienen, na de hoorzitting van de commissie allen heeft aangeschreven om desgewenst over het bouwplan te adviseren. Die adviezen, waaronder een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad, hebben geleid tot het bestreden besluit. Gelet op de voornoemde omstandigheden in dit specifieke geval ziet de rechtbank daarom aanleiding het beroep ontvankelijk te achten.

Artikel delen