De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland oordeelt in zijn uitspraak van 20 november 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:6390) dat het college vanwege de onomkeerbare gevolgen van uitgevoerde graafwerkzaamheden in archeologisch waardevol gebied binnen 48 uur diende te beslissen op het daartegen gerichte handhavingsverzoek.
Met het oog op de realisatie van flexwoningen heeft de gemeente opdracht gegeven om op de beoogde bouwlocatie nutsvoorzieningen aan te leggen. De daartoe uit te voeren graafwerkzaamheden vinden plaats in archeologisch waardevol gebied zonder dat daarvoor (of in verband daarmee) de vereiste omgevingsvergunning is verleend. Omdat het college niet desgevraagd binnen 48 uur heeft beslist op het daartegen gerichte handhavingsverzoek, stellen de verzoekers om handhaving beroep in wegens niet tijdig beslissen en vragen zij de voorzieningenrechter om de graafwerkzaamheden bij wijze van voorlopige voorziening stil te leggen. De voorzieningenrechter doet versneld en zonder zitting uitspraak, ook in de bodemprocedure (art. 8:86 jo. 8:55b Awb). De voorzieningenrechter overweegt dat een periode van 48 uur in dit geval een redelijke beslistermijn was om op het handhavingsverzoek te beslissen en dat het niet redelijk is om van verzoekers te verlangen dat zij het college eerst in gebreke stellen alvorens beroep wegens niet tijdig beslissen in te stellen. Vanwege het ontbreken van (informatie over) concreet zicht op legalisatie legt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorzieningen een graafverbod op in afwachting van de beslissing op het handhavingsverzoek van verzoekers. De voorzieningenrechter acht daarvoor bepalend de onomkeerbaarheid van het verstoren van de bodem en archeologische waarden in relatie tot de onzekerheid over eventuele vergunningverlening. Aanvullend gelast de voorzieningenrechter het college binnen twee weken alsnog te beslissen op het handhavingsverzoek.