Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Toch procesbelang voormalige eigenaar omdat hij de woning heeft verkocht vanwege de overlast van het bedrijf

Op 23 oktober 2024 heeft de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2024:4264) een uitspraak gedaan waarin wordt overwogen dat een voormalige eigenaar alsnog procesbelang bij het (hoger) beroep inzake de verleende omgevingsvergunning heeft ook al is hij nu geen eigenaar meer. Wederpartij stelde veel last te hebben gehad van het bedrijf Wadudu en heeft handhavingsverzoeken ingediend en bezwaar ingesteld tegen de aan het bedrijf verleende omgevingsvergunning. Wederpartij stelt dat hij zijn woning heeft verkocht vanwege de aanhoudende overlast en dat hij als gevolg van de voortdurende overlast zijn woning in de nabijheid van de inrichting van Wadudu voor een (veel) lager bedrag heeft moeten verkopen.

23 oktober 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Bij besluit van 11 maart 2019 heeft het college de verzoeken van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen Wadudu wegens overlast door de aanwezigheid van motten, geur- en geluidsoverlast en het handelen in strijd met het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning van 5 december 2017 afgewezen.

Bij besluit van 10 maart 2020 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 11 maart 2019 gedeeltelijk herroepen en alsnog een last onder dwangsom opgelegd aan Wadudu wegens het overtreden van voorschrift 1.1.4 van de op 5 december 2017 aan hem verleende omgevingsvergunning.

Bij besluit van 19 oktober 2020 heeft het college aan Wadudu een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de werking van de inrichting inclusief de bouw van een kweekruimte voor black soldier flies en de bouw van een schoorsteen op het perceel Noordveen 1 te Beilen.

Wadudu voert in het kader van het procesbelang eerst aan dat [wederpartij] ten tijde van de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2022 geen eigenaar meer was van het perceel [locatie]. Zij stelt dat [wederpartij] daarom sinds zijn verhuizing niet meer binnen de invloedsfeer van de locatie van Wadudu in Beilen woont en werkt. [wederpartij] had dan ook geen belang meer bij een vernietiging van de omgevingsvergunning, aldus Wadudu. Op de zitting heeft Wadudu bevestigd dat zij hiermee betoogt dat [wederpartij] geen procesbelang had bij de uitspraak van de rechtbank over het beroep dat is ingediend tegen de omgevingsvergunning.

Ook het college wijst erop dat [wederpartij] op het moment van de uitspraak van de rechtbank ongeveer al een jaar was verhuisd. Het college stelt dat [wederpartij] in de procedure bij de rechtbank pas voor het eerst op de zitting aangevoerd heeft dat hij schade heeft geleden. Bovendien heeft hij deze schade niet verder onderbouwd. Daarom betoogt het college dat [wederpartij] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van de besluitvorming.

Als iemand stelt schade te hebben geleden als gevolg van de besluitvorming, kan dat betekenen dat hij/zij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2486. Het moet wel tot op zekere hoogte aannemelijk zijn gemaakt dat deze schade daadwerkelijk en als gevolg van het besluit is geleden.

[wederpartij] heeft bij de rechtbank aangevoerd dat hij als gevolg van de voortdurende overlast zijn woning in de nabijheid van de inrichting van Wadudu voor een (veel) lager bedrag heeft moeten verkopen. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het bepaald niet onaannemelijk is dat er sprake is geweest van waardedaling van de woning van [wederpartij] als gevolg van de besluiten over de verzoeken tot handhaving en het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning. Voorstelbaar is dat een potentiële koper bij het bepalen van de koopprijs rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van Wadudu en hetgeen op dat moment bekend was over de door [wederpartij] ondervonden overlast. [wederpartij] heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat zijn woning ongeveer € 50.000,00 minder heeft opgebracht dan waarvoor deze was getaxeerd. Daarnaast heeft [wederpartij] toegelicht dat hij verhuisd is voordat de woning was verkocht, omdat de situatie voor zijn vrouw onhoudbaar was. Dit heeft geleid tot dubbele lasten.

Artikel delen