Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Toepassing overgangsrecht Omgevingswet bij een beheerplan Natura 2000-gebied (Wnb)

De rechtbank beoordeelt de wijziging van het beheerplan Groote Peel, Deurnsche Peel en Mariapeel en de daarin vervatte weigering om een algemene vrijstelling op te nemen voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de beregening van open teelt in de gebieden rondom de Peelvenen. Omdat geen vrijstelling wordt opgenomen, is voor grondwateronttrekkingen voor agrarische beregening in de bufferzones rondom de Peelvenen een natuurvergunning vereist. Eisers (voornamelijk agrariërs)) willen dit voorkomen en hebben daarom beroep ingesteld.

15 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Een onherroepelijk beheerplan van de provincie voor een Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wnb geldt als beheerplan voor dat Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 3.8, derde lid, van de Omgevingswet op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Het bestreden besluit is nog niet onherroepelijk want er wordt over geprocedeerd. Op basis van artikel 2.9, tweede lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet blijft het oude recht (het recht dat gold voor 1 januari 2024) van toepassing totdat het bestreden besluit onherroepelijk wordt. In deze uitspraak wordt daarom steeds verwezen naar de Wet natuurbescherming en niet naar de Omgevingswet.

Interessant is dat de rechtbank ook nog er op wijst dat in beginsel voor een grondwateronttrekking ten behoeve van agrarische beregening een natuurvergunning is vereist als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb (en onder het nieuwe recht als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder e, van de Omgevingswet) tenzij kan worden teruggevallen op een bestaand recht.

Ook wordt ingegaan of er een aanvullende compensatieregeling had moeten worden geboden. De rechtbank is van oordeel dat met het bestreden besluit niet wordt ingegrepen in verleende natuurvergunningen of bestaande rechten. Hoofdstuk 6 van de Wnb en hoofdstuk 15 van de Omgevingswet voorzien al in een aparte regeling voor schadevergoeding dan wel nadeelcompensatie en de rechtbank ziet niet in hoe onder deze omstandigheden een onaanvaardbare inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht (naar de rechtbank aanneemt als bedoeld in het eerste protocol bij het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens). Dit eigendomsrecht is overigens niet absoluut. De rechtbank concludeert dat het college bij het bestreden besluit niet hoefden te voorzien in een soort algemene aanvullende compensatieregeling.

Artikel delen