De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in haar einduitspraak van 2 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3981) dat de minister van Infrastructuur en Milieu (nu: de minister van Infrastructuur en Waterstaat, “minister”) de (gedeeltelijke) beëindiging van verschillende agrarische bedrijven (zogeheten “saldogevers”) mocht inzetten als mitigerende maatregel in de aanvullende passende beoordeling voor het wegenproject ViA15. Daarmee heeft de minister het in de (derde) tussenuitspraak van 6 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:951) geconstateerde (laatste) gebrek in de besluitvorming hierover hersteld. In deze tussenuitspraak had de Afdeling geoordeeld dat de minister niet aannemelijk had gemaakt dat de verwachte afname van stikstofdepositie als gevolg van de (gedeeltelijke) beëindiging van enkele agrarische bedrijven niet (ook) nodig was om de instandhoudingsdoestellingen van de omliggende Natura 2000-gebieden te halen. Een maatregel die geschikt is om de instandhoudingsdoelstellingen te halen, mag volgens de Afdeling namelijk alleen als mitigerende maatregel in een passende beoordeling worden betrokken als, gelet op de staat van instandhouding en de instandhoudingsdoelstelling van het betreffende Natura 2000-gebied, het behoud van natuurwaarden is geborgd, of in het geval er een verbeter- of hersteldoelstelling geldt, dat doel ook op andere wijze kan worden gerealiseerd. Indien voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen een (blijvende) daling van de stikstofdepositie nodig is, zal aannemelijk moeten worden gemaakt dat de beëindiging van de saldogevers niet nodig is om die (blijvende) daling van stikstofdepositie op gebiedsniveau te realiseren. De Afdeling oordeelt nu dat de nadere motivering van de minister op dit punt voldoet aan de eisen die hieraan worden gesteld (vgl. de zogenoemde GOL-uitspraak van 14 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:625). De minister mocht zich voor de stikstofdepositieberekeningen baseren op de AERIUS Monitor zoals die beschikbaar was ten tijde van de passende beoordeling en het bestreden besluit. De enkele omstandigheid dat deze berekeningen een mate van onzekerheid bevatten, betekent volgens de Afdeling niet dat dit rekenmodel niet mocht worden gehanteerd om de toekomstige stikstofdepositie op gebiedsniveau te berekenen.