Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak m.b.t. duur begunstigingstermijn 7 dagen: speelt hierbij een rol dat overtreder nachtdiensten draaide en op locatie overnachtte?

In de uitspraak ABRvS 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:545 was onder andere de duur van de begunstigingstermijn aan de orde. Het ging om een last onder bestuursdwang om de vuurlast in de woning van de overtreding terug te dringen. Het college had overtreder hiervoor een begunstigingstermijn gesteld van 7 dagen. Appellant heeft aangevoerd dat hij de last niet uit kon voeren, omdat hij nachtdiensten werkte en op locatie overnachtte.

12 februari 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Het is de Afdeling echter niet gebleken dat het college hiervan op de hoogte was of had moeten zijn op het moment dat het besluit werd genomen. Hoewel het klopt dat het uitvoeren van de last appellant een groot deel van zijn vrije tijd zou hebben gekost, ziet de Afdeling daarin geen aanleiding voor het oordeel dat het daarom onmogelijk was, of dat het onredelijk was van het college om dit van hem te vergen. Hierbij acht de Afdeling relevant dat het ging om een ernstige overtreding waarbij de brandveiligheid van het appartementencomplex in het geding was. Bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn moest het college dus niet alleen rekening houden met de belangen van appellant, maar ook met de belangen van de andere bewoners van het gebouw. Daarnaast bestond er voor appellant de mogelijkheid om een professioneel bedrijf in te schakelen om de last uit te voeren. De begunstigingstermijn was daarom, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet onredelijk kort.

Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de begunstigingstermijn onredelijk kort was. Magis010 had namelijk 48 manuren, verdeeld over 4 werknemers, nodig om de woning te ontruimen, en daarnaast heeft een elektricien 2,5 uur werkzaamheden verricht. In totaal was er dus meer dan 50 uur aan werkzaamheden door professionals nodig om de in de last genoemde werkzaamheden uit te voeren. Volgens [appellant] zouden deze werkzaamheden meer tijd in beslag nemen als zij door een niet-professional, zoals hijzelf, uitgevoerd zouden worden. Daarom was de door het college gegeven begunstigingstermijn van 7 dagen te kort om de werkzaamheden uit te voeren, aldus [appellant]. Daarbij komt dat het college al in een brief van 17 oktober 2018 de te hoge vuurlast in de woning heeft genoemd, en er toch pas na twee jaar voor heeft gekozen om handhavend op te treden. Zelfs als er, zoals het college stelt, feitelijk sprake was van een begunstigingstermijn van 10 dagen, was dit volgens [appellant] te kort.

In het bestuursdwangbesluit van 4 december 2020 is bepaald dat de geconstateerde overtreding binnen 7 dagen moet worden beëindigd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat deze begunstigingstermijn weliswaar niet royaal is, maar ook niet onredelijk. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] feitelijk 10 dagen de tijd had om de gelaste maatregelen te treffen, omdat hij het bestuursdwangbesluit op 4 december 2020 heeft ontvangen en daarin staat dat de volgende inspectie op 14 december 2020 zal plaatsvinden.

Aan het college komt bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn enige vrijheid toe. Echter, bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn geldt als uitgangspunt dat deze termijn niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. Een begunstigingstermijn mag voorts niet korter worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen.

Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de begunstigingstermijn in dit geval lang genoeg was. Hierbij neemt de Afdeling verschillende omstandigheden in aanmerking.

De Afdeling stelt voorop dat de termijn lang genoeg was om de last uit te kunnen voeren. Op de zitting heeft [appellant] aangevoerd dat hij de last niet uit kon voeren, omdat hij nachtdiensten werkte en op locatie overnachtte. Het is de Afdeling echter niet gebleken dat het college hiervan op de hoogte was of had moeten zijn op het moment dat het besluit werd genomen. Hoewel het klopt dat het uitvoeren van de last [appellant] een groot deel van zijn vrije tijd zou hebben gekost, ziet de Afdeling daarin geen aanleiding voor het oordeel dat het daarom onmogelijk was, of dat het onredelijk was van het college om dit van hem te vergen. Hierbij acht de Afdeling relevant dat het ging om een ernstige overtreding waarbij de brandveiligheid van het appartementencomplex in het geding was. Bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn moest het college dus niet alleen rekening houden met de belangen van [appellant], maar ook met de belangen van de andere bewoners van het gebouw. Daarnaast bestond er voor [appellant] de mogelijkheid om een professioneel bedrijf in te schakelen om de last uit te voeren. De begunstigingstermijn was daarom, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet onredelijk kort.

Hoewel het klopt dat het college al minstens twee jaar op de hoogte was van de onrechtmatige situatie in de woning van [appellant], betekent dit dat [appellant] daar ook al minstens twee jaar van op de hoogte was. Uit het dossier blijkt dat er door het college in deze periode ook meerdere gesprekken met [appellant] zijn gevoerd over de situatie. Uit het verslag van het binnentreden van de woning op 19 november 2020 blijkt dat de toezichthouder na de controle van de woning met [appellant] heeft gesproken. In dit gesprek is [appellant] dringend verzocht om de goederen uit zijn woning te verwijderen, om te voorkomen dat dit op korte termijn door middel van handhavend optreden zou gebeuren.

Het betoog slaagt niet.

Artikel delen