In de uitspraak ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4055 was ook aan de orde of het bevoegd gezag middels (her)controles voldoende had aangetoond dat de last onder dwangsom is verbeurd.
Bij besluit van 13 maart 2018 heeft het college [wederpartij] een last onder dwangsom opgelegd om het met het bestemmingsplan "Soestdijkse Grachten" strijdige gebruik van een autohandelsbedrijf op het perceel [locatie] in Soest te beëindigen en beëindigd te houden. Ook is in dat besluit bepaald dat [wederpartij] na afloop van de begunstigingstermijn een dwangsom van € 5.000,00 verbeurt per maand of deel van een maand dat niet aan de last is voldaan, met een maximum van € 50.000,00. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat uit controles op 19 september 2019 en 30 oktober 2019 blijkt dat [wederpartij] in strijd met de last onder dwangsom een autohandelsbedrijf op het perceel had. Volgens het college betekent dit dat in september en oktober 2019 dwangsommen zijn verbeurd.
[wederpartij] betoogt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de last in september en oktober 2019 heeft overtreden. [wederpartij] voert aan dat de auto’s die het college op zijn perceel heeft aangetroffen tijdens de controles, daar stonden in afwachting of na afloop van een poetsbeurt door zijn autopoetsbedrijf. Omdat het college de internetcontroles op een andere dag heeft uitgevoerd dan de controles op het perceel, kan volgens [wederpartij] op geen van de dagen worden vastgesteld dat de auto’s op het perceel voor de particuliere verkoop werden aangeboden.
Lees hieronder of dit betoog van de overtreder (wederpartij) al dan niet slaagde.
[wederpartij] betoogt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de last in september en oktober 2019 heeft overtreden. [wederpartij] voert aan dat de auto’s die het college op zijn perceel heeft aangetroffen tijdens de controles, daar stonden in afwachting of na afloop van een poetsbeurt door zijn autopoetsbedrijf. Omdat het college de internetcontroles op een andere dag heeft uitgevoerd dan de controles op het perceel, kan volgens [wederpartij] op geen van de dagen worden vastgesteld dat de auto’s op het perceel voor de particuliere verkoop werden aangeboden. Verder voert hij aan dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het perceel detailhandel zoals bedoeld in artikel 1.31 van de planregels bedrijft.
Aan een invorderingsbesluit moet een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag liggen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179). Dit brengt met zich dat de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom dient te worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een geschrift zijn vastgelegd, dient een inzichtelijke beschrijving te worden gegeven van hetgeen is vastgesteld of waargenomen. Een schriftelijke rapportage dient voorts in beginsel te zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening.
De aan [wederpartij] opgelegde last strekt tot het beëindigen en beëindigd houden van het gebruik van het perceel als autohandelsbedrijf. In de last staat niet dat detailhandel als bedoeld in artikel 1.31 van de planregels moet worden beëindigd. Voor vaststelling of niet aan de last is voldaan, is daarom niet van belang of [wederpartij] op het perceel detailhandel als bedoeld in artikel 1.31 van de planregels bedrijft.
Het college heeft aan het besluit tot invordering twee controlerapporten ten grondslag gelegd. In het rapport van 8 oktober 2019 over de controle van 19 september 2019 is door een inspecteur van de gemeente vastgesteld dat negen van de tien auto’s die op de website van [wederpartij] te koop werden aangeboden, op het perceel stonden. In dit rapport zijn de verschillende specifieke modellen geïdentificeerd, op foto’s vastgelegd en vergeleken met de aangeboden modellen op de website van [wederpartij]. In het rapport van 26 november 2019 over de controle op 30 oktober 2019 heeft dezelfde inspecteur geconstateerd dat nog steeds auto’s voor de handel op het perceel staan, waaronder auto’s die ook tijdens de controle van 19 september 2019 op het perceel stonden. Uit de bijbehorende internetcontrole blijkt ook dat dezelfde modellen nog te koop werden aangeboden op de website van [wederpartij]. Weliswaar zaten er tussen de controles op het perceel en van de website een aantal dagen, maar die tijd is zo kort dat dit er niet aan afdoet dat met de concrete gegevens die het college over de maanden september en oktober van 2019 heeft verzameld, aannemelijk is gemaakt dat in die maanden niet aan de last is voldaan.