Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over kapvergunning onder de Omgevingswet en relatie met de omgevingsplanactiviteit

Op 3 juni 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:2083 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan over een kapvergunning c.q. omgevingsplanactiviteit onder de Omgevingswet en de toepassing van artikel 22.8 Omgevingswet.

15 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om de omgevingsvergunning voor het vellen van een spar aan de [adres] in [plaatsnaam], te schorsen. Het college heeft deze vergunning op 24 januari 2024 verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Het college heeft de gevraagde vergunning op 24 januari 2024 verleend omdat de aanvraag voldoet aan artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 4:9 van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021 (APVG). Aan de kap is de voorwaarde verbonden tot herplant van een boom, plantmaat 14-16 (centimeter), voor 15 maart 2025.

De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 4:9 van APVG, het verboden is zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, een houtopstand te vellen of te doen vellen. Het verbod in artikel 4:9 van de APVG geldt op basis van artikel 22.8 van de Omgevingswet als een verbod om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a, van de Omgevingswet. Het college heeft op de zitting toegelicht dat op grond van de APVG, in beginsel geen velvergunningen worden verleend tenzij daartoe reden is na een zorgvuldige belangenafweging op basis van minimaal één van de criteria “waardering”, “overlast”, “kwaliteit” en “dringende redenen” zoals uitgewerkt in de Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2022 (Beleidsregels).

De voorzieningenrechter constateert dat het juridisch kader voor het bestreden besluit ligt besloten in de artikel 4:9 en 4:11 van de APVG. De rechtbank stelt vast dat het college bij het uitoefenen van haar bevoegdheid een zeer grote vrijheid toekomt. Op grond van artikel 4.11 is het college gehouden een zorgvuldige belangenafweging aan zijn besluit ten grondslag te leggen. Daartoe is het college echter sowieso gehouden op grond van artikel 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Verder is in artikel 4:11 van de APVG bepaald dat het college aan zijn belangenafweging ten minste een van de criteria “waardering”, “overlast”, “kwaliteit” of “dringende redenen” ten grondslag moet leggen.

De schorsing van het besluit wordt overigens toegewezen. Er is niet gebleken van grote belangen aan de zijde van derde-partij bij een spoedige kap. De belangen van vergunninghouder wegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen het belang van verzoekers bij een zorgvuldig en goed gemotiveerd besluit.

Artikel delen