Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over mogelijke handhavingsgrondslag uitvoeren milieubelastende activiteit (mba) zonder omgevingsvergunning

Interessant aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant van 14 juni 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:2545 is dat hierin wordt ingegaan op een mogelijke handhavingsgrondslag in het kader van het zonder omgevingsvergunning uitvoeren van een milieubelastende activiteit (MBA).

15 juni 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de gemeente met betrekking tot de verleende omgevingsvergunning voor het vergroten en verplaatsen van een luchtwasser ten behoeve van de realisering van een mestvergistingsinstallatie.

Op 7 juli 2023 heeft het college een omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) verleend aan [naam B.V.] B.V. voor het vergroten en verplaatsen van een luchtwasser (verder: het bestreden besluit). Tegen dit besluit heeft de gemeente beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 23/1948. Tevens heeft de gemeente de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Op 7 juli 2023 heeft het college de thans aan de orde zijnde omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) verleend aan [naam B.V.] B.V. voor het vergroten en verplaatsen van een luchtwasser bij de mestvergister. [naam B.V.] is begonnen met de bouw van de installatie zoals deze is vergund in het bestreden besluit. De bouw is nagenoeg afgerond. [naam B.V.] wil de installatie per 1 juli 2024 in gebruik nemen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening niet af. Dan zou de vergunning namelijk in werking treden maar kan het college alleen handhaven op de naleving van de vergunningsvoorschriften van het bestreden besluit en niet op de naleving van het monitoringsplan en het klachtenprotocol met de ter zitting besproken aanvullingen.

Dus schorst de voorzieningenrechter het bestreden besluit (waardoor de vergunning nog steeds niet in werking treedt) en geeft de voorzieningenrechter voorlopig toestemming om de mestvergister desondanks in gebruik te nemen om de proef op de som te nemen. De voorzieningenrechter verbindt (naleving van) het monitoringsplan en het klachtenprotocol met de ter zitting besproken aanvullingen als voorwaarden aan een toestemming voor voorlopige ingebruikname van de mestvergister. Ook vindt de voorzieningenrechter een goede communicatie met de omwonenden over de ingebruikname van de mestvergister een belangrijke randvoorwaarde. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat vooralsnog kan worden volstaan met het plaatsen van eNoses rond de mestvergister. Tot slot mag de mestvergister alleen in gebruik worden genomen conform het bestreden besluit. Dat betekent ook dat moet worden voldaan aan de geurnormen in voorschrift 1.2.1 en de meetverplichtingen in voorschrift 1.2.2 van het bestreden besluit.

Als deze voorwaarden niet worden nageleefd, dan vervalt de toestemming voor voorlopige ingebruikname van rechtswege (automatisch) en is de mestvergister in gebruik zonder een in werking getreden bestreden besluit. Als op dat moment de mestvergister ook in werking is in afwijking van de eerder verleende omgevingsvergunningen, dan handelt [naam B.V.] B.V. (vergunninghouder) in strijd met artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet (de voorzieningenrechter gaat er vooralsnog van uit dat de inrichting van [naam B.V.] B.V. is aan te merken als een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.84 van het Besluit activiteiten leefomgeving). Dan kan het college direct optreden.

YS: Artikel 5.1, tweede lid, onder b Omgevingswet bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten: (...) een milieubelastende activiteit (...) voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.

Artikel delen