Keizerrijk B.V. betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college impliciet vrijstelling heeft verleend om het binnenterrein als parkeerterrein te gebruiken, waardoor het college volgens Keizerrijk B.V. niet bevoegd was om handhavend op te treden. Hiertoe voert Keizerrijk B.V. aan dat Keizerrijk B.V. het college tijdens de bezwaarprocedure tegen de omgevingsvergunning voor de woningen aan de Marcelisstraat 73 op de hoogte heeft gesteld van het plan om op het perceel een parkeerterrein te realiseren, waarna het college de omgevingsvergunning voor het realiseren van de vier woningen bij het besluit van bezwaar van 22 januari 2019 alsnog heeft verleend. Op deze wijze heeft het college volgens Keizerrijk B.V. impliciet vrijstelling verleend voor het gebruik van het binnenterrein als parkeerterrein.
Zoals de ABRvS eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1784, kan een vrijstelling voor een gebruik van een pand dat in strijd is met het bestemmingsplan worden geacht rechtstreeks voort te vloeien uit een voor dat pand verleende bouwvergunning als uit de bouwaanvraag zonder meer kan worden afgeleid dat het bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan zal worden gebruikt, en het desbetreffende college, zich bewust van het voorgenomen gebruik, de vergunning in weerwil van de planregels heeft verleend.
De Afdeling is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een situatie waarin een impliciete vrijstelling voor het gebruik als parkeerterrein van het binnenterrein voortvloeit uit de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van de vier woningen aan de Marcelisstraat 73. Het betreft in dit geval immers geen omgevingsvergunning die is verleend voor het binnenterrein zelf, maar voor de woningen op een ander perceel.
Dat is een wezenlijk verschil met de rechtspraak waar Keizerrijk B.V. naar verwijst, waar het gaat over een bouwwerk, waarvoor een bouwvergunning is verleend terwijl uit de bouwaanvraag zonder meer kon worden afgeleid dat dat bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan zou worden gebruikt.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er uit de verleende omgevingsvergunning voor de woningen geen impliciete vrijstelling voor het strijdig gebruik van het binnenterrein als parkeerterrein voortvloeit.