Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Uitspraak over vergunningverlening en vergunningvrij bouwen op basis van tijdelijke deel omgevingsplan (bruidsschat)

Interessant aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 9 juli 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:6906 is dat ingegaan wordt op de vraag of een mestsilo vergunningvrij kan worden opgericht middels de regels van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, ook wel bekend als de bruidsschat, (omgevingsplanactiviteit) en voor de technische bouwactiviteit uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

13 juli 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Met het bestreden besluit is weliswaar een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een mestsilo, maar het bouwplan is inmiddels hangende de bezwaarprocedure door vergunninghoudster gewijzigd. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat de mestsilo in de gewijzigde opzet onder de Omgevingswet omgevingsvergunningvrij kan worden uitgevoerd.

Op 11 januari 2024 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een mestsilo van 1500 m3 op het perceel. De mestsilo heeft een gebruiksoppervlakte van 386 m2 en een bouwhoogte van 3,58 meter. Ter plaatse geldt het tijdelijke deel van het omgevingsplan bekend als het voormalige bestemmingplan “Buitengebied Anna Paulowna 6”. Op het perceel rust de enkelbestemming ‘Agrarische doeleinden 1’ en de dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’. Tevens geldt op het perceel het voormalig bestemmingplan “Parkeren en Wonen”.

Met het besluit van 19 april 2024 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college de omgevingsvergunning verleend voor de ‘bouwactiviteit (omgevingsplanactiviteit)', op basis van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag voldoet aan de eisen van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), de Welstandsnota, lokale regelgeving zoals het omgevingsplan en de omgevingsverordening en dat het college de omgevingsvergunning daarom niet mag weigeren (een zogenoemde ‘gebonden beschikking’). Het bouwplan voldoet aan artikel 3.2, onder g, aanhef en sub 4, van het bestemmingplan “Buitengebied Anna Paulowna 6”, omdat de beoogde mestsilo gebouwd wordt binnen het bouwvlak en een hoogte heeft die lager is dan 5 meter gemeten vanaf het peil. Het bouwplan voldoet ook aan artikel 31.2, aanhef en onder c, van het bestemmingplan “Buitengebied Anna Paulowna 6”, omdat de beoogde mestsilo een oppervlakte heeft van 418 m2. Het college verleend, onder verwijzing naar het positieve advies van 18 april 2024 van Archeologie West-Friesland, vrijstelling op grond van artikel 31.3, aanhef en onder b, van de planregels, omdat de gronden waarop de mestsilo moet worden gebouwd reeds jarenlang bewerkt is door het agrarische bedrijf en het hierdoor niet aannemelijk is dat de archeologische waarden, mits die nog onaangeroerd aanwezig zijn, door de bouwactiviteiten onevenredig worden geschaad. Daarnaast voldoet het bouwplan aan het bestemmingsplan “Parkeren en Wonen”, omdat het bouwplan geen betrekking heeft op wonen en de mestsilo geen verkeersaantrekkende beweging heeft welke het rechtvaardigt om extra parkeerplekken te eisen. Het bouwplan voldoet tot slot aan de Welstandsnota Hollandse Kroon, omdat het bouwplan geen exces vormt en voldoet aan de globale welstandsregels. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan voor de activiteit ‘Bouwactiviteit (technisch)’ vergunningvrij is. Het bouwplan voldoet aan artikel 2.25 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), omdat de mestsilo wordt gebouwd op de grond; een bouwhoogte van lager dan 5 meter heeft; één bouwlaag heeft; niet voorzien is van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte; en als gevolg van de bouwactiviteit niet een hoofdgebouw wordt.

Op 17 juni 2024 heeft vergunninghoudster via een nieuwe aanvraag het bouwplan gewijzigd. De gebruiksoppervlakte van de mestsilo is verkleind naar 324 m2 en het bouwwerk is verplaatst naar achteren en komt 4,70 meter achter het hoofdgebouw op het perceel. Dit maakt volgens vergunninghoudster dat er sprake is van een activiteit met een gezamenlijke oppervlakte minder dan 350 m2 (dit was eerst meer dan 350 m2), zoals weergegeven in artikel 22.117, tweede lid, van het Omgevingsplan gemeente Hollandse Kroon (hierna: het Omgevingsplan). Hierdoor is er sprake van een afstand van 50 meter die moet worden aangehouden ten aanzien van de woningen van verzoekers (geurgevoelige objecten) en hieraan wordt voldaan. Daarnaast komt het bouwwerk hiermee op het achtererfgebied te liggen, waardoor er niet langer sprake is van een vergunningsplicht. Dit is bepaald in artikel 22.27, aanhef en onder g, sub 1, van het Omgevingsplan.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het college met het bestreden besluit weliswaar een omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van een mestsilo, maar dat het bouwplan inmiddels hangende de bezwaarprocedure door vergunninghoudster is gewijzigd. Volgens vergunninghoudster kan het gewijzigde bouwplan op grond van artikel 22.27, aanhef en onder g, sub 1, van het Omgevingsplan daardoor omgevingsvergunningvrij gerealiseerd worden, zodat geen gebruik meer behoeft te worden te worden gemaakt van de verleende omgevingsvergunning. Ter zitting heeft het college verklaard vergunninghoudster hierin te volgen. De voorzieningenrechter zal daarom allereerst beoordelen – anticiperend op de besluitvorming van het college daarover in het kader van de bezwaarprocedure – of de mestsilo op grond van het gewijzigde bouwplan omgevingsvergunningvrij gerealiseerd kan worden. Indien dat zo is valt de bouw niet meer onder het bereik van de verleende omgevingsvergunning zodat er alsdan geen spoedeisend belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling daarvan. Een eventuele schorsing van de omgevingsvergunning zal de bouw van de mestsilo immers onder die omstandigheden niet kunnen verhinderen. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat de mestsilo in de gewijzigde opzet onder de Omgevingswet omgevingsvergunningvrij kan worden uitgevoerd en legt hieronder uit hoe hij tot dit voorlopige oordeel is gekomen.

Op grond van artikel 22.26 van het Omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken. Op grond van artikel 22.27, aanhef en onder g, sub 1, van het Omgevingsplan geldt het verbod, bedoeld in artikel 22.26, niet voor de activiteiten, bedoeld in dat artikel, als die betrekking hebben op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied voor agrarische bedrijfsvoering, voor zover het gaat om een silo. Uit de toelichting bij artikel 22.27 van het Omgevingsplan volgt dat met deze categorie van bouwwerken artikel 3 van bijlage II bij het voormalige Besluit omgevingsrecht (Bor), met enkele ondergeschikte aanpassingen en een aanvulling van erf- en perceelafscheiding, wordt voortgezet. De voorzieningenrechter stelt vast dat in artikel 3, aanhef en zesde lid, van bijlage II bij het Bor precies hetzelfde staat als in artikel 22.27 van het Omgevingsplan. In de toelichting bij artikel 3, aanhef en zesde lid, van bijlage II bij het Bor staat:

“In het zesde onderdeel is op aandringen van een aantal gemeenten voorzien in het omgevingsvergunningvrij maken van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering. In onderdeel a gaat het om voedersilo’s en mestsilo’s. Deze specifieke bouwwerken worden in de nieuwe regeling niet aan een maximale hoogte gebonden omdat het bestemmingsplan, dat in artikel 3 onverminderd van toepassing is, hiertoe de maximale limiet zal stellen. Bij overige bouwwerken, waar een maximale hoogtemaat van 2 m is gegeven, kan gedacht worden aan kuilvoer- en mestplaten, brandstof-, melk- en spoelwatertanks, sleufsilo’s en dergelijke.”

Op grond van artikel 3.2, onder g, aanhef en sub 4, van het bestemmingplan “Buitengebied Anna Paulowna 6”, mag per agrarisch bedrijf ten hoogste één mestsilo worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen en de inhoud van de mestsilo buiten het bouwvlak niet meer dan 750 m³ mag bedragen. Het gewijzigde bouwplan voldoet aan deze voorwaarden, zodat deze mestsilo op grond hiervan omgevingsvergunningvrij gerealiseerd kan worden. Voor een belangenafweging is dan geen ruimte. Evenmin is er een verplichting tot participatie.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft een schorsing van de verleende omgevingsvergunning geen feitelijke betekenis, omdat daarmee de bouw van de mestsilo niet voorkomen kan worden.

Artikel delen