Er is door de ABRvS op 13 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4615) weer eens een interessante uitspraak gedaan over de definitie van 'bouwwerk' (die in de Wabo) niet is gedefinieerd. Volgens vaste jurisprudentie moet worden aangesloten op de standaarddefinitie uit de Modelbouwverordening. In deze uitspraak gaat het om de vraag of paardrijbakken al dan niet zijn aan te merken als 'bouwwerken' (waar al dan niet een omgevingsvergunning voor benodigd is).
Hieronder wordt nader ingegaan op de uitspraak (die nog onder het regime van de Wabo is gedaan) en daarna wordt kort ingegaan op de definitie van bouwwerk onder de Omgevingswet.
[appellant sub 1] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er vanwege het ontbreken van een aanlegvergunningstelsel in het bestemmingsplan alleen een last kan worden opgelegd tot het beëindigen van het gebruik van de paardrijbakken en niet tot het verwijderen ervan. Zij hebben hierover aangevoerd dat de paardrijbakken bouwwerken zijn waarvoor op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Zij hebben gesteld dat de paardrijbakken zijn voorzien van een zandlaag, drainage, een betonnen rand en overige bouwkundige toepassingen waardoor zij geschikt zijn om er met paarden in te rijden. Volgens [appellant sub 1] en anderen is een zogenoemde ‘All weather passief eb en vloed systeem’ gebouwd waarbij ongeveer 20 cm zand is aangebracht met een ondergronds geregeld waterniveau in de rijbodem.
Het begrip bouwwerk is in de Wabo niet omschreven. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:389), kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk ook bij toepassing van de Wabo aansluiting worden gezocht bij de modelbouwverordening die een bruikbare omschrijving van het begrip bouwwerk omvat. Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren".
Het college en het paardensportcentrum hebben op de zitting toegelicht dat paardrijbak 1 weliswaar bestaat uit een zandbodem met een drainagesysteem, maar dat deze niet is omheind en ook niet is voorzien van een betonnen rand of andere bouwkundige toepassingen. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan deze toelichting over de feitelijke situatie waar de rechtbank ook van uit is gegaan. De enkele niet onderbouwde stelling van [appellant sub 1] en anderen ter zitting dat wel sprake moet zijn van een betonnen rand of een wand om de zandbodem voor paardrijdoeleinden te kunnen gebruiken is daarvoor onvoldoende. Omdat het constructieve element ontbreekt heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat paardrijbak 1 een bouwwerk is als bedoeld in de Wabo. Voor de aanleg van paardrijbak 1 is daarom geen omgevingsvergunning vereist. Het betoog faalt in zoverre.
Vast staat dat de paardrijbakken 2, 5 en 6 zijn voorzien van een omheining. Het oordeel van de rechtbank dat voor de bouw van deze omheiningen een omgevingsvergunning is vereist, is niet in geschil. In geschil is of de paardrijbakken als geheel als bouwwerken zijn aan te merken en voor de aanleg daarvan een omgevingsvergunning nodig is. Naar het oordeel van de Afdeling is dat het geval. Weliswaar ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de toelichting van het college op de zitting dat de paardrijbakken alleen bestaan uit een zandbodem met daaromheen een omheining, maar daarmee is naar het oordeel van de Afdeling wel sprake van een constructie met een plaatsgebonden karakter en een zekere omvang. Dit betekent dat de paardrijbakken bouwwerken zijn als bedoeld in de Wabo en voor de aanleg daarvan een omgevingsvergunning nodig is. De rechtbank heeft dat niet onderkend en heeft ten onrechte geconcludeerd dat het college niet bevoegd was om het paardensportcentrum te gelasten de paardrijbakken 2, 5 en 6 te verwijderen en verwijderd te houden. Het betoog slaagt in zoverre.
YS: In de Omgevingswet is wel een definitie opgenomen van het begrip 'bouwwerk'
In tegenstelling tot hetgeen het geval was onder de Wabo is in de bijlage bij artikel 1.1 Omgevingswet wel een definitie opgenomen van het begrip 'bouwwerk':
"constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;"
In de memorie van toelichting bij de Omgevingswet (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, 3, p. 616) wordt aangegeven dat met deze definiëring wordt aangesloten bij de omschrijving die momenteel is opgenomen in de Modelbouwverordening van de VNG. Daarmee is verzekerd dat de in tientallen jaren opgebouwde jurisprudentie over dat begrip van toepassing blijft, hetgeen uit oogpunt van rechtszekerheid en voor de uitvoeringspraktijk van grote betekenis is. In de Omgevingswet wordt de definitie van het begrip uit de Modelbouwverordening echter uitgebreid met de zinsnede ‘met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties’. Voor de duidelijkheid is aan de begripsomschrijving toegevoegd dat het moet gaan om bouwwerkgebonden installaties, zoals een rookmelder of een brandmeldinstallatie. Dit betreft installaties die op grond van het Bouwbesluit 2012 in een bouwwerk aanwezig moeten zijn. Niet bedoeld zijn hier installaties die in het gebouw aanwezig zijn in verband met bedrijfsmatige processen, zoals een oven in een bakkerij of de koel- en vriesmeubelen in een supermarkt (Kamerstukken II 2013/14, 33962, 3, p. 616).
Middels de Invoeringswet Omgevingswet (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, 2, p. 84 en Kamerstukken I 2018/19, 34986, A, p. 87) is aan de definitie van ‘bouwwerk’ nog de volgende zinsnede toegevoegd:
“anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.”
In de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Omgevingswet (Kamerstukken II, 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 339) is aangegeven dat van de omschrijving van ‘bouwwerk’ wordt uitgezonderd een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart. Hiermee wordt artikel 1, lid 7 Woningwet omgezet naar het stelsel van de Omgevingswet. Dit artikellid is eerder als onderdeel van de 'Wet verduidelijking voorschriften woonboten' aan de Woningwet toegevoegd (voor meer informatie over deze problematiek wordt verwezen naar Kamerstukken II, 2015/16, 34 434, nr. 3, p. 2 e.v. e.v.).