De burgemeester van Duiven heeft een exploitatievergunning verleend voor een speelautomatenhal en een aanwezigheidsvergunning voor 117 kansspelautomaten voor Jack’s Casino in het Van der Valk hotel in Duiven. Concurrerende casino’s uit de buurt hebben bezwaar tegen de vergunning en vinden dat de procedure niet eerlijk zou zijn verlopen.
De rechtbank Gelderland oordeelde in het beroep van de concurrenten dat de exploitatievergunning een schaarse vergunning is. Volgens de rechtbank moet de burgemeester ‘een passende mate van openbaarheid verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de exploitatievergunningen, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria’. Alleen op die manier krijgen alle geïnteresseerde bedrijven die in aanmerking willen komen voor de vergunning een gelijke kans. De rechtbank vernietigde de vergunning. Jack’s Casino en de burgemeester zijn tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij de Afdeling.
De Afdeling komt tot een ander oordeel dan de rechtbank en oordeelt dat geen sprake is van een schaarse vergunning. Van groot belang daarbij is dat de gemeente het aantal te verlenen vergunningen in haar Speelautomatenverordening niet heeft gemaximeerd. De Afdeling oordeelt dat de gemeenteraad in de verordening ook geen “impliciet plafond” heeft gecreëerd voor de verdeling van exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen. En hoewel er een gebiedsbeperking geldt, is het niet zo dat de som van de aanvragen het aantal beschikbare publieke rechten (vergunningen) overtreft. Er zijn geen andere potentiele gegadigden die een aanvraag om een vergunning voor een speelautomatenhal hebben ingediend en er zijn voldoende reële vestigingsmogelijkheden in het gebied. Bovendien zijn de concurrerende casino’s die bezwaar hebben gemaakt in het bezit van een pand in het gebied. Voorts oordeelt de Afdeling dat het enkele feit dat voor het kunnen vestigen van een speelautomatenhal een omgevingsvergunning is vereist, niet per definitie schaarste creëert. De Afdeling verwijst voor dat oordeel naar eerdere uitspraken (ECLI:NL:RVS:2021:1615 en ECLI:NL:RVS:2023:4057).
ABRvS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2914
