In de uitspraak van 19 juni 2024 oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over een bestemmingsplan (omgevingsplan) voor de binnenstad van Assen, waarin onder meer extra woningen mogelijk worden gemaakt.
Volgens een appellant heeft de raad de verkeersgeneratie niet onderzocht, en daarmee ook niet of een eventuele toename van dat verkeer kan worden afgewikkeld. De raad stelt daarop dat, hoewel de invloed van de ontwikkeling op verkeersgeneratie niet groot is, ze dit wel degelijk inzichtelijk heeft gemaakt in de plantoelichting. De Afdeling bevestigt dit, maar wijst de raad op de missende onderbouwing. Of en hoe de afwikkeling van het extra verkeer zal plaatsvinden, is niet duidelijk. Specifiek wijst de Afdeling hier op de manier waarop met parkeerdruk en verkeersbewegingen wordt omgegaan, net als waarom de extra verkeersgeneratie niet tot problemen zal leiden. Volgens de Afdeling bestaat hierdoor strijd met het motiveringsbeginsel uit 3:46 van de Awb.
In deze uitspraak oordeelt de Afdeling dus dat het enkel onderzoeken en inzichtelijk maken van de verkeersgeneratie onvoldoende is. De (deugdelijke) afwikkeling van de verkeersgeneratie moet ook worden onderbouwd.
