Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Voorzieningen pingpong

De politie van Sittard ontving in 2021 informatie dat er mogelijk vanuit de huurwoning van appellanten werd gehandeld in drugs. Nadat de politie een man staande had gehouden die kort in deze woning was geweest – en twee boterhamzakjes met 10 gram hennep bij zich droeg – had de politie voldoende aanleiding om de huurwoning van appellanten te doorzoeken. In deze woning werd in totaal 35,8 gram hennep, 1 gram hasj en 4 Xtc-pillen gevonden. Daarnaast trof de politie in de woning nog een boksbeugel, een gasalarmpistool met munitie en een busje CS-gas aan. Op grond van deze bevindingen besloot de burgemeester van Sittard op 21 juli 2021, in lijn met het Damoclesbeleid van de gemeente Sittard-Geleen, de woning van appellanten te sluiten voor de duur van zes maanden.

4 december 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Tegen dit besluit maakten appellanten bezwaar en verzochten de rechtbank Limburg om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de geringe aangetroffen hoeveelheid harddrugs (de 4 aangetroffen Xtc-pillen) niet voldoende was om de woning te sluiten. De aangetroffen hoeveelheden softdrugs maakte het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten wel noodzakelijk en evenredig volgens de voorlopige voorzieningenrechter. De sluiting voor de duur van 6 maanden werd echter onevenredig geacht door de voorlopige voorzieningenrechter. De voorlopige voorzieningenrechter schorste om deze reden het besluit van de burgemeester voor zover de woning langer dan 3 maanden wordt gesloten. In het besluit op bezwaar handhaafde de burgemeester echter alsnog de sluitingsduur van 6 maanden.

Tegen dit besluit gingen appellanten in beroep bij de rechtbank en vroegen de rechtbank wederom een voorlopige voorziening te treffen. Ditmaal werd de voorlopige voorziening afgewezen en deed de voorzieningenrechter ook direct uitspraak in de hoofdzaak. Ditmaal oordeelde de voorzieningenrechter dat de sluitingstijd van 6 maanden wel evenredig was. De aangetroffen hoeveelheden drugs, de meerdere gemaakte meldingen bij de politie over handel in harddrugs in de woning en de aangetroffen wapens maakte het besluit van de burgemeester evenredig, aldus de voorzieningenrechter. Dat appellanten moeilijk een vervangende woonruimte kunnen vinden en de gevolgen die dit besluit heeft voor de drie kinderen van appellanten, maakt de sluitingstijd van 6 maanden nog niet onevenredig.

Appellanten konden zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank en gingen in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wederom verzochten appellanten om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd ditmaal wel toegewezen door de Afdeling. De voorzieningenrechter schorste in tegenstelling tot de rechtbank het besluit tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter van de Afdeling nam hierbij de persoonlijke omstandigheden van appellanten en de gevolgen voor de kinderen van appellanten wel mee in overweging.

In hoger beroep voerden appellanten aan dat de vondst van 4 Xtc-pillen nog niet aannemelijk maakte dat appellanten handelen in harddrugs. De pillen waren voor eigen gebruik bedoeld en deze vondst mocht om deze reden dan ook niet ten grondslag worden gelegd voor de woningsluiting. Ook de gevonden softdrugs waren bedoeld voor eigen medicinaal gebruik. Daarnaast had de in de eerste alinea benoemde staande gehouden man de drugs niet gekocht bij appellanten en waren de gevonden wapens vergund in Duitsland. Appellanten wisten niet dat deze wapens verboden zijn in Nederland.

De Afdeling oordeelde dat de burgemeester van Sittard-Geleen het aannemelijk mocht achten dat de in de woning aangetroffen drugs aanwezig waren met het doel te worden verkocht. Hierbij sloot de Afdeling aan bij de genoemde overwegingen van de rechtbank. Ook de sluitingsduur van 6 maanden achtte de Afdeling evenwichtig, doordat het algemeen belang bij de sluiting zwaarder weegt in dit concrete geval dan de belangen van appellanten en hun gezin. Tijdens de zitting bij de Afdeling bleek echter dat de woning van appellanten inmiddels door de gemeente is afgebroken en een feitelijke sluiting van de woning hierdoor niet meer mogelijk was. Appellanten hoefden en konden hierdoor niet meer uit hun woning. Het hoger beroep was hiermee ongegrond, en er kwam hiermee een einde aan het heen en weer gepingpong tussen de voorzieningenrechters.

Artikel delen