
Minister Schouten (LNV) stuurt de Tweede Kamer de antwoorden op vragen gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg Landbouw- en Visserijraad 5 oktober 2021.
Fiche: Mededeling End the Cage Age
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording op vragen over impact van aanscherping van wet- en regelgeving voor dierenwelzijn. Deze leden vroegen of de minister erkent dat boeren in Noordwest-Europa ver voor de troepen uitlopen als het gaat om dierenwelzijn. Daarnaast vroegen deze leden op welke wijze zij er zorg voor draagt dat verschillen tussen noord en zuid worden meegewogen, zodat Nederlandse boeren niet onevenredig zwaar worden belast. In haar reactie antwoordt de minister dat de inzet van EU-regelgeving is het bevorderen van een gelijk speelveld tussen de verschillende EU-lidstaten. De gelijke lasten voor de veehouders in de EU-lidstaten zullen tijdens de impact assessment van de Commissie worden bekeken, zo stelt zij. De leden van de VVD-fractie kijken vanzelfsprekend uit naar de bevindingen van deze impact assessment, maar wijzen het kabinet er wel op dat door te leunen op een Europese impact assessment ongelijkheid die ontstaan door nationale koppen op regelgeving en importen van buiten de EU welke niet voldoen aan de EU-regelgeving (productiestandaard) niet worden meegenomen. Erkent de minister dit en gaat zij zich ervoor inspannen dat ook deze effecten zullen worden meegenomen in een mogelijk nationaal impact assessment?
Antwoord
In de Impact assessment die de Europese Commissie zal organiseren zal ook gekeken worden naar beleidsopties met betrekking tot dierlijke producten die geïmporteerd worden van buiten de EU. Voor wat betreft voorschriften aangaande kooien die in Nederland al verder gaan dan hetgeen op EU-niveau is geregeld wil ik aangeven dat de toekomstige EU-regelgeving hier vermoedelijk niet, of in ieder geval minder, voor onder zal doen. Daarbij hebben de betreffende Nederlandse veehouders op deze onderdelen al een voorsprong op andere Europese collega’s. Bij de beoordeling van de wetsvoorstellen die de Europese Commissie voornemens is eind 2023 te presenteren, zal ik uiteraard het verwachte effect op de Nederlandse situatie betrekken.
‘Farm to Fork’ strategie
Anderhalf jaar na de presentatie van de F2F-strategie heeft de Europese Unie een effect scenario gepubliceerd waaruit blijkt dat de gestelde emissiereductiedoelen in 2030 worden gehaald, maar ook dat het aanbod van akkerbouw- en veehouderijproducten met meer dan 10% daalt. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de in de F2F-strategie genoemde doelen, die fors lijken in te grijpen in de agrarische sector.
Antwoord
De vraag verwijst waarschijnlijk naar de studie van het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie die begin augustus is gepubliceerd. Ik vind de resultaten van dat onderzoek nuttig, omdat ze bijdragen aan inzichten over de positie van de boer, de EU agro-handelsbalans en de rol die het herziene GLB kan spelen bij de transitie naar een duurzaam voedselsysteem en een grotere biodiversiteit. Ik deel echter de mening van het JRC dat de reikwijdte van deze studie te beperkt is om hieraan conclusies te verbinden. Daarvoor zijn teveel van de andere aangekondigde voorstellen uit de van Boer tot Bordstrategie en de EU Biodiversiteitsstrategie, evenals eventuele synergiewinsten, niet meegerekend in deze studie. Volgens het JRC is een ware, bredere en meer integrale effectbeoordeling van beide van Boer tot Bordstrategieën niet mogelijk. Dit omdat er geen onderzoeksmodellen bestaan die de complexiteit en integraliteit van de twee strategieën kunnen verwerken en omdat data ontbreken. Ik heb dan ook mijn twijfels over de haalbaarheid van een integrale effectbeoordeling. Wel heb ik de Europese Commissie inmiddels verzocht om in haar effectbeoordelingen van elk van de in de van Boer tot Bord strategie aangekondigde individuele voorstellen extra aandacht te geven aan dwarsverbanden met andere thema’s en de kosten die ontstaan wanneer geen actie wordt genomen.
In de begroting 2022 lezen deze leden dat de regering een nationale strategie opstelt voor het vergroten van biologische productie en consumptie in Nederland. Wanneer verwacht het kabinet deze strategie met de Kamer te delen, is ‘een nationale strategie’ het enige wat de Europese Commissie van Nederland vraagt en op welke wijze zullen ook andere vormen van landbouw een haalbaar en uitvoerbare positie krijgen binnen deze strategie?
De leden van de VVD-fractie vernemen graag een huidige stand van zaken en horen ook graag op welke wijze het parlement en de agrarische sector zal worden betrokken bij de totstandkoming van de nationale doelen zoals geformuleerd in de F2F-strategie.
Antwoord
Zoals ik eerder heb toegezegd kom ik voor de zomer van 2022 met een nationale strategie voor biologische productie en consumptie (Kamerstuk 21501-32, nr. 1334). Op basis van de boer-tot bord-strategie heeft de Europese Commissie op 25 maart 2021 een ‘Actieplan voor de Ontwikkeling van de Biologische Sector’ gepubliceerd. Daarin wordt aan elke lidstaat gevraagd om te komen met een eigen nationale strategie, met eigen nationale doelstellingen. De aangekondigde strategie heeft alleen betrekking op het deel uit de van Boer-tot Bord-strategie van de Europese Commissie dat gaat over biologische productie en consumptie, de strategie gaat dan ook niet over de positie van andere vormen van landbouw. In het eerste kwartaal van 2022 zal ik uw Kamer informeren over de voortgang. De Europese Commissie is sinds medio 2020 bezig met het uitwerken van de in de van Boer tot Bordstrategie en het bijbehorend actieplan aangekondigde concrete initiatieven. De eerste initiatieven heeft ze al gepubliceerd, zoals aanbevelingen voor het NSP, het Europees Biologisch Actieplan, de gedragscode voor verantwoorde marketing in de voedselketen en een mededeling met richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur. Per initiatief zal een appreciatie volgen, waarbij er ook een stakeholderconsultatie plaats zal vinden. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer middels een BNC-fiche op de hoogte brengen van de kabinetspositie en zullen de gebruikelijke consultaties met belanghebbenden plaatsvinden.
Landbouwgif: flumioxazine
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het feit dat de Europese Commissie tijdens het komende overleg van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 20 en 21 oktober zal voorstellen om de toelating van het landbouwgif flumioxazine te vernieuwen. Flumioxazine is een onkruidverdelger, waarvan de Europese voedselautoriteit EFSA in hun meest recente risicobeoordeling (1) concludeert dat er gegevens ontbreken over pesticideresten op producten, consumentenveiligheid en mogelijke grondwatervervuiling. Bovendien is flumioxazine niet alleen zeer giftig voor algen en waterplanten, maar het is ook giftig voor regenwormen, honingbijen, vissen en ongewervelde waterdieren. Tenslotte schrijft de EFSA dat het hormoonverstorende effecten op mensen en dieren niet kan uitsluiten. Kan de minister bevestigen dat in de Europese Unie het voorzorgsbeginsel geldt, waarbij een stof niet toegelaten zou moeten worden tenzij het bewezen veilig is? Kan de minister bevestigen dat de Europese verordening 1107/2009 voorschrijft dat alleen pesticiden toegelaten kunnen worden waarvan bewezen is dat ze niet hormoonverstorend zijn?
Kan de minister bevestigen dat de originele toelating van flumioxazine eigenlijk al afgelopen was, maar dat deze stof maar liefst acht keer procedureel is verlengd (wat betekent dat de toelating acht keer is opgerekt zonder dat de verplichte risico-herbeoordeling was afgerond)? Kan de minister bevestigen dat de nu voorgestelde vernieuwing van flumioxazine om een toelating van tien jaar zou gaan? Hoe beoordeelt de minister het dat de Europese Commissie dit voorstelt, terwijl de stof niet bewezen veilig is?
Is de minister voornemens om tijdens dit SCoPAFF-overleg tegen de vernieuwing van de toelating van flumioxazine te stemmen? Kan de minister dit onderwerp ook ter tafel brengen tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 oktober? Op welke manier gaat de minister de Europese Commissie erop wijzen dat het zich met het voorstel voor vernieuwing van de toelating van flumioxazine in feite niet aan de eigen wetgeving houdt? Kan de minister de Europese Commissie verzoeken het voorstel tot vernieuwing in te trekken en in plaats daarvan met een voorstel voor een verbod te komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In de EU worden werkzame stoffen goedgekeurd als, conform de geldende toetsingskaders, een veilig gebruik is aangetoond. De herbeoordeling van de werkzame stof flumioxazine heeft, buiten de schuld van de aanvrager om, grote vertraging opgelopen. Daardoor was de Europese commissie genoodzaakt om de goedkeuring van de werkzame stof conform artikel 17 van de gewasbeschermingsverordening (EC) 1107/2009 acht maal tijdelijk te verlengen. Een dergelijke verlenging van de goedkeuring zal niet plaatsvinden als reeds duidelijk is dat een stof niet voldoet aan de toelatingsvereisten. Ik vind dergelijke vertragingen echter onwenselijk en steun dan ook voorstellen van de Europese Commissie om het beoordelingsproces van stoffen te verbeteren en de beoordelingscapaciteit bij lidstaten te vergroten (Kamerstuk 21501-32, nr. 1337).
De huidige wetenschappelijke criteria voor hormoonverstorende eigenschappen en de bijbehorende vereisten voor aan te leveren studies zijn na het indienen van het dossier en tijdens de beoordelingsprocedure van flumioxazine van kracht geworden (in 2018). Hierdoor waren niet alle benodigde studies voor de huidige wetenschappelijke toets op hormoonverstorende eigenschappen onderdeel van het dossier bij indiening. EFSA concludeert in haar beoordeling uit 2020 dat de stof op de onderdelen waar de beoordeling kon worden afgerond geen hormoonverstorende eigenschappen heeft, maar dat onvoldoende data beschikbaar is om een conclusie op alle onderdelen te kunnen trekken op basis van de in 2018 vastgestelde wetenschappelijke criteria. Hiervoor zijn meer studies noodzakelijk. Omdat de beschikbare wetenschappelijke gegevens geen aanwijzingen lieten zien voor een hormoonverstorende werking en de wetenschappelijk criteria tijdens het beoordelingsproces zijn veranderd, stelt de Europese Commissie, op basis van artikel 6 van de gewasbeschermingsverordening, dat de goedkeuring van flumioxazine kan worden hernieuwd maar dat de ontbrekende wetenschappelijke informatie binnen 2 jaar moet worden aangeleverd. Deze wetenschappelijke informatie wordt vervolgens onafhankelijk beoordeeld door de rapporterende lidstaat en EFSA.
Het Ctgb adviseert positief op dit voorstel aangezien de beschikbare en beoordeelde wetenschappelijke informatie geen hormoonverstorende eigenschappen laten zien. Op basis van de huidige informatie is het dan ook niet de verwachting dat flumioxazine dergelijke hormoonverstorende eigenschappen heeft. Het is wel van belang dat dit door aanvullende studies wordt bevestigd. Gezien de aard van de uit te voeren studies acht ik de voorgestelde tweejaarstermijn redelijk. Indien niet wordt voldaan aan deze termijn, of toch onverhoopt mocht blijken uit de aanvullende studies dat er mogelijk hormoonverstorende effecten kunnen optreden, zal de Europese Commissie het goedkeuringsbesluit opnieuw bezien. Ik ben dan ook voornemens om tijdens de SCoPAFF-vergadering van 21 en 22 oktober 2021 in te stemmen met het voorstel van de Europese Commissie om de goedkeuring van de werkzame stof flumioxazine te verlengen.
Europees burgerinitiatief: End the Cage Age
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn blij dat, na de positieve reactie van de Europese Commissie, ook het Nederlandse kabinet het burgerinitiatief ‘Stop de kooien’ ondersteunt. Het Europese burgerinitiatief End the Cage Age werd ondertekend door zo’n 1,4 miljoen mensen en heeft geleid tot het voornemen van de EC om in 2023 te komen met een wetgevingsvoorstel om kooien uit te faseren en uiteindelijk te verbieden voor opfokleghennen, leghennen, vleeskuiken- en leghenouderdieren, zeugen (kraamboxen en andere boxen), konijnen, kwartels, eenden en ganzen. De leden zijn met de minister van mening dat een verbod op het houden van dieren in kooien niet alleen moet gelden voor dieren die worden gehouden in de vleesindustrie, maar ook voor dieren die worden gehouden in de pelsdierhouderij, althans zolang deze sector nog niet is beëindigd. De leden roepen de minister dan ook op om zich tevens te blijven inzetten voor een verbod op de pelsdierhouderij. Ook om te voorkomen dat investeringen in andere huisvestingsystemen voor de pelsdierhouderij over een aantal jaren met (Europees) belastinggeld zullen moeten worden gecompenseerd. Is de minister bereid dit punt meenemen in de discussie? Nu Denemarken (met na China de grootste nertsenfokkerij ter wereld) - heeft besloten om de sector nog een extra jaar stil te leggen, is dit een goed moment om deze sector voor eens en altijd te beëindigen in heel Europa.
Antwoord
Tijdens de Landbouwraad van juni jl. heb ik, samen met Oostenrijk, de Commissie gevraagd om de mogelijkheden voor een permanent verbod op pelsdierhouderij in de EU te onderzoeken en een regelgevend instrument voor te stellen om dit doel te bereiken. Een maand later, tijdens de Landbouwraad van juli jl., heeft Nederland er op gewezen dat kooihuisvesting inderdaad ook moet stoppen voor pelsdieren. Daar heeft Nederland het verzoek aan de Europese Commissie van juni ook herhaald. Voorts heb ik in mijn reactie op de aanvangseffectbeoordeling van de Commissie in het kader van de herziening van de EUdierenwelzijnsregelgeving, de Commissie verzocht de opties voor een EU-verbod op de pelsdierhouderhouderij te onderzoeken (Kamerstuk 21501-32, nr. 1335). Het is nu aan de Commissie om te onderzoeken of en hoe een verbod op EUniveau vormgegeven kan worden. Ik volg dit actief en blijf mij hier dus voor inzetten.
Om de doelen van 2031-2035 te halen moet Nederland in juni 2024 hun nationale energie- en klimaatplannen presenteren. Heeft het de regering al een start gemaakt met deze plannen? Wat is het tijdspad waarin deze plannen met de Kamer gedeeld zullen worden?
Antwoord
De Integrale Nationale Energie en Klimaatplannen (INEKs) die lidstaten moeten indienen onder de Governance van de Energieunie beslaan een periode van 10 jaar. De huidige INEKs beslaan de periode 2021-2030. In 2024 moet elke lidstaat een update indienen van deze INEK. In deze update kan bijvoorbeeld aangegeven worden of een lidstaat de doelstellingen voor 2021-2030, zoals deze in het INEK staan, ophoogt. In 2023 moet een concept van deze update worden ingediend bij de Europese Commissie. Het kabinet is nog niet begonnen met het opstellen van deze update. Eind 2029 zal het kabinet een nieuw INEK moeten indienen voor de periode 2031-2040.
Ook de bossenstrategie legt een grote claim op de beschikbare landbouwgronden in Nederland, evenals maatregelen die bijvoorbeeld in het 7e actieprogramma zijn opgenomen. Kan de minister aangeven wat de totale druk op het landbouwareaal is wanneer deze beleidsdoelen tezamen (actieprogramma nitraatrichtlijn, NSP/GLB –en de daarin opgenomen doelen zoals aanvalsplan grutto-, de bossenstrategie, energietransitie, et cetera) ten uitvoering worden gebracht? En kan de minister becijferen wat dit betekent voor de voedingsstoffenvoorziening van Nederland als lidstaat, ten opzichte van de voedingsstoffenbehoefte van de Nederlandse bevolking?
Antwoord
Er is geen onderzoek gedaan naar het cumulatieve effect van alle verschillende nationale maatregelen en Europese strategieën op het landbouwareaal. Dat is op dit moment ook nog niet goed mogelijk, enerzijds omdat de nationale impact van veel van de genoemde strategieën nog niet voldoende helder is en anderzijds omdat uiteindelijk de beslissing over de bestemming en het gebruik van gronden in Nederland in gebiedsprocessen tot stand komt. Ook zullen niet alle genoemde initiatieven concrete of negatieve impact hebben op de omvang van het areaal landbouwgrond in Nederland. Dat laat onverlet dat er inderdaad vanuit de verschillende opgaven groeiende vraag is naar de beperkt beschikbare grond in Nederland, denk bijvoorbeeld ook aan de woningbouwopgave. Integrale afweging is daarbij essentieel, ook voor het perspectief van duurzame, veerkrachtige en productieve landbouw in Nederland. Het is aan het nieuwe kabinet om hier nader invulling aan te geven.
De impact van afnemend landbouwareaal op de voedingsstoffenvoorziening is niet eenduidig. Zo zien we al decennia een gestage daling van het landbouwareaal zonder een daling van de voedingstoffenvoorziening. Bovendien is Nederland onderdeel van internationale voedselsystemen, waarbij vooral via de Europese interne markt zowel de voedingsstoffenvoorziening van de Nederlandse bevolking als economisch perspectief voor veel Nederlandse producenten gewaarborgd is. Immers, een groot deel van de Nederlandse landbouwproductie komt terecht bij andere EU-lidstaten en de landbouwgrond die gebruikt wordt voor de Nederlandse consumptie ligt grotendeels buiten onze eigen landsgrenzen.
1 EFSA conclusion on pesticide peer review, ‘Updated peer review of the pesticide risk assessment of the active substance flumioxazin’, EFSA Journal 2020;18(9):6246, https://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/6246
