Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bevrijdende verjaring kent een verjaringstermijn van 20 jaar. Dat is lang voor het bewaren van schriftelijke stukken, die kunnen dienen als bewijs. Gelukkig is er vaak een buurvrouw, journalist of heemkundekring in de buurt, die nader bewijs kan leveren, zoals een getuigenverklaring. Veelal betreft het getuigen uit de familie- of vriendenkring of de buren, die er al jaren wonen.

Verklaringen van getuigen moeten voldoende concreet zijn ten aanzien van de zaak in kwestie, het liefst ondersteund door ander bewijs, want, zo merkt de rechter in Haarlem nogal dreigend op:

Het is aan [gedaagde] om foto’s en ander bewijsmateriaal over te leggen waaruit de feitelijke situatie van voor zomer 2004, alsmede van voor de aankoop van de woning, kan blijken. Getuigenverklaringen lijden immers vaak aan het zelfde manco als het menselijk geheugen, te weten dat naarmate de tijd verstrijkt de herinnering vager wordt. In combinatie met foto’s kunnen verklaringen evenwel aanzienlijk aan kracht winnen.1

De meeste getuigenverklaringen richten zich op de feitelijke situatie, dus hetgeen een passerende weggebruiker of bezoeker van een perceel kan hebben waargenomen of daadwerkelijk heeft waargenomen – en dat over een langere periode. Bij illegaal grondgebruik komt het veel voor dat getuigen lang niet zo gemakkelijk (ook) kunnen verklaren over de wil om voor zichzelf te bezitten bij de gebruiker.

Evenzo geldt dat voor bijvoorbeeld opmerkingen van (oud) gemeenteambtenaren dat “het beleid van de gemeente (in het algemeen) was om grond in bruikleen te geven en dat zij van mening zijn dat ook in het onderhavige geval er sprake was van bruikleen”. Dergelijke verklaringen lopen al snel de kans om door de rechter als te vaag opzij geschoven te worden. Dergelijke meningen moeten op feiten zijn gefundeerd, willen zij kans van slagen hebben.2

Dat geldt ook voor verklaringen van de wederpartij, zoals

Hierbij verklaar ik, dat de familie X het betreffende stuk grond, dat kadastraal ingeschreven staat bij [adres], al 30 tot 35 jaar in gebruik en in onderhoud heeft.

Zo’n verklaring toont niet genoegzaam aan dat de familie X door verjaring eigenaar is geworden van de betwiste strook grond. Daar is toch echt meer voor nodig, met name meer informatie over de feiten die het bestaan van die toestand zouden kunnen bewijzen.3

Voorts zullen getuigenverklaringen ook ondubbelzinnig en duidelijk moeten zijn.4 Dat geldt uiteraard ook voor ander, schriftelijk bewijs, zoals besluitenlijsten, brieven en dergelijke.5 Verklaringen die bijvoorbeeld niet precies kunnen aangeven wanneer dan het bezit (dat nu verjaard is) is aangevangen, kunnen door de rechter ter zijde worden geschoven.6

Als er verscheidene, gelijkluidende verklaringen zijn van partijen in vergelijkbare zaken, wordt het heel moeilijk voor een rechthebbende om de constructie van houderschap overeind te houden7

, zelfs als er schriftelijk bewijs daarvan is of lijkt te zijn – dat bewijs kan immers door getuigen worden tegengesproken:

Nu [getuige] vanaf 1972 tot 1994 vlak bij de percelen heeft gewoond en hij de toestand en het gebruik van de percelen gedurende die jaren dagelijks heeft kunnen aanschouwen, dient aan zijn verklaring over het gebruik en de afrastering van de percelen veel waarde te worden gehecht.8

Het is echter vaak zo dat de betrokken partijen zelf meestal het meeste weten over de zaak en de geschiedenis van het gebruik. Een partij in een proces kan als getuige optreden. Artikel 164 Rv noemt zo’n getuige een partijgetuige. Gelet op het grote belang dat zo’n getuige heeft bij de verklaring, bepaalt dit artikel dat als een partij als getuige is gehoord, de verklaring van die partij omtrent door haar te bewijzen feiten, geen bewijs in haar voordeel oplevert, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.

Nu zijn niet alle feiten even relevant. De status die een onroerende zaak of een strook daarvan geniet in het bestemmingsplan – bijvoorbeeld “openbaar pad” – kan niet dienen als bewijs ten behoeve van het wel of niet voltooien van verjaring. Een bestemmingsplan beoogt immers geen eigendomsrechtelijke verhoudingen te regelen.9 Dit geldt ook voor ander schriftelijk materiaal, zoals correspondentie of administratieve gegevens.10