Het commune strafrecht bevat in art. 173a, 173b en 429 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) enkele strafbaarstellingen wegens milieudelicten.
Art. 173a en 173b Sr hebben de bescherming van de gezondheid van de mens ten doel. Strafbaar is gesteld het opzettelijk en wederrechtelijk (art. 173a Sr) of verwijtbaar door schuld en wederrechtelijk (art. 173b Sr) brengen van een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater, indien de schuldige weet of ernstige reden hee om te vermoeden dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is.
Welbewust is ervoor gekozen deze artikelen zodanig te redigeren dat een emissie alleen dan wordt bestreken door de delictsomschrijving van deze bepalingen, indien daarvan ‘gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is’ en al dan niet ‘iemands dood ten gevolge heeft’. Niet noodzakelijk is hierbij overigens dat ook bepaalbaar is welke personen in gevaar kunnen worden gebracht. Voldoende is dat er gevaar bestaat voor personen in het algemeen, onder wie volgens de memorie van toelichting ook komende generaties zouden kunnen worden begrepen. Wanneer een emissie uitsluitend (gevaar voor) schade aan het leefmilieu teweegbrengt, valt dit op zichzelf echter niet onder de reikwijdte van deze strafbaarstellingen.
Verder is als voorwaarde voor de strafbaarheid gesteld dat de gedraging ‘wederrechtelijk’ is, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat geen sprake is van een wederrechtelijke gedraging als iemand handelt in overeenstemming met een hem verleende vergunning. Hij is dan niet strafbaar op grond van art. 173a en 173b Sr.
Deze strafbepalingen worden weinig toegepast, omdat niet eenvoudig is te bewijzen dat de diverse delictsbestanddelen zijn vervuld, met name het bestanddeel dat bij de verdachte kennis of een vermoeden bestond van het gevaar dat als gevolg van zijn gedraging(en) kon optreden. Wél wordt relatief vaak strafvorderlijk opgetreden wegens beweerde schending van strafbepalingen uit dit Wetboek die niet specifek betrekking hebben op het milieu. Denk aan art. 225 Sr (valsheid in geschrifte) en art. 140 Sr (deelneming aan een criminele organisatie). Schending van milieuvoorschriften gaat vaak gepaard met valsheid in geschrifte.