In hoofdstuk 13 wordt dieper ingegaan op de juridische aspecten van deze coördinerende taak.
Combinatie wateractiviteiten met een niet-wateractiviteit
Zoals hiervoor al aangegeven kan de combinatie van een vergunning voor een wateractiviteit en een niet-wateractiviteit een aanvrager niet in één vergunning worden aangevraagd.
Wanneer de aanvrager een aanvraag voor een wateractiviteit tegelijkertijd indient met een niet-wateractiviteit, wordt de vergunningverlening wel gecoördineerd. Er blijven dan echter wel twee bevoegde bestuursorganen, twee vergunningen en twee toezicht- en handhavingsinstanties. Dit blijft ongewijzigd ten opzichte van het bestaande omgevingsrecht. 20Coördinatieplicht met andere bestuursorganen
Op grond van de Omgevingswet is het toepassen van de coördinatieregeling (afd. 3.5 Awb) verplicht wanneer:21de aanvraag voor wateractiviteiten en andere activiteiten gelijktijdig zijn ingediend;
wanneer een van de activiteiten een lozing vanuit een IPPC-installatie of Seveso-instelling betreft.
In de praktijk zal een groot deel van de aanvragen om een omgevingsvergunning voor wateractiviteiten onder de coördinatieplicht vallen. In voorkomende gevallen wordt de aanvraag bij het coördinerend bestuursorgaan (in de meeste gevallen de gemeente) ingediend. Deze dient zorg te dragen voor het doorsturen van de aanvraag aan de betrokken bestuursorganen en voor bekendmaking van de besluiten.
Advies bij afhandeling van de aanvraag door een andere overheid
In het geval dat een ander bevoegd gezag ook namens het waterschap beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een of meer wateractiviteiten, adviseert het waterschap het bevoegd gezag over de te nemen beslissing.23 Het uiteindelijke besluit nodig heeft ook de instemming van het waterschap.24Bij meervoudige aanvragen waarin een ander bevoegd gezag bij een zelfstandige aanvraag bevoegd was geldt:
B&W bevoegd gezag voor het verlenen van de vergunning;
GS/Waterschap bevoegd voor afgeven wettelijk verplicht advies en instemming aan B&W, als onderdeel van de vergunningprocedure;
Het bevoegd gezag dat een vergunning afgeeft, is bevoegd voor het handhaven van de voorschriften uit die vergunning. In aanvulling hierop blijft het waterschap echter zelfstandig bevoegd tot handhaving voor alle delen van een vergunning waarvoor het advies gegeven heeft.
Overdracht van bevoegdheden
Bestuursorganen kunnen de bevoegdheden voor vergunningen aan elkaar overdragen (artikel 5.16 van de wet). Hiervoor is een delegatiebesluit noodzakelijk waarbij het ontvangende bevoegd gezag uitdrukkelijk moet instemmen met de delegatie van bevoegdheden. De wet stelt geen beperkingen in het soort aanvragen waarvoor de bevoegdheid kan worden overgedragen of aan welk bevoegd gezag bevoegdheden kunnen worden overgedragen. Op grond van de Waterschapswet26kan het waterschap echter geen bevoegdheden buiten hun functionele pakket aannemen. De gemeente kan dus (gedelegeerd) een besluit nemen op een aanvraag omgevingsvergunning voor een wateractiviteit, maar het waterschap kan dit niet voor niet-wateractiviteiten.
Uit de memorie van toelichting bij de wet blijkt dat de aanvrager expliciet kan verzoeken de bevoegdheid over te dragen.
Gemeente
Bij (verplichte) coördinatie door de gemeente kan het overdragen van de beslissingsbevoegdheid aan de gemeente interessant zijn om de procedure (voor zowel het waterschap als de gemeente) te vereenvoudigen. Het waterschap behoudt dan het adviesrecht met instemming op grond van het Omgevingsbesluit.271Artikel 16.7 Omgevingswet.
2MvT Omgevingswet, p. 171 en 210.
3Zie artikel 5.7, tweede lid Omgevingswet.
4Artikel 5.7. lid 3, Omgevingswet bepaalt dat een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit en een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk gelijktijdig moeten worden aangevraagd als de activiteiten betrekking hebben op eenzelfde installatie als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn industriële emissies (IPPC-installatie) of als op die activiteiten de Seveso-richtlijn van toepassing is.
5Op grond van de Invoeringswet, ontwerp d.d. juni 2017 wordt de zinsnede ‘een lozingsactiviteit op een
6oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk’ vervangen door: ‘een wateractiviteit’.
7Artikel 5.7, derde lid, Omgevingswet.
8Voor het coördineren van uitvoeringsbesluiten in de projectprocedure is in hoofdstuk 5 een aparte voorziening opgenomen (artikel 5.45). Hierdoor blijft afdeling 5.2 (Projectprocedure) zelfstandig leesbaar. Wel is in artikel 16.7, eerste lid, onder c, een verwijzing opgenomen naar artikel 5.45, eerste en tweede lid. Hierdoor is in hoofdstuk 16 op een centrale plaats terug te vinden wanneer afdeling 3.5 Awb van toepassing is op instrumenten van de Omgevingswet.
9MvT Omgevingswet, p. 547-548.
10Artikel 5.45, eerste of tweede lid Omgevingswet.
11Artikel 16.9 t/m 16.14 Omgevingswet.
12Zoals bedoeld in artikel 16.7, eerste lid, onder b.
13MvT Omgevingswet, p. 548.
14Deze artikelen zijn een voortzetting van de artikelen 6.27 tot en met 6.29 van de Waterwet en de artikelen 3.16 tot en met 3.23 Wabo.
15Artikel 16.11 Omgevingswet.
16Artikel 16.13 Omgevingswet.
17Artikel 16.13,lid 3 Omgevingswet.
18Zie P. Donker factsheet: Het verrichten van een activiteit onder de Omgevingswet: een overzicht; Waterschap Vechtstromen, 2019.
19Artikel 16.14 Omgevingswet.
20Zie uitgebreid Deel VI H8 en H9 in J.H.G van den Broek, Handboek Omgevingswet in de praktijk, 2019 (2e druk), Wolters Kluwer, Deventer.
21Artikel 16.7 Omgevingswet.
22Artikel 8.21 lid 1 van het Omgevingsbesluit.
23Artikel 3.14 lid 1 en 2 van het Omgevingsbesluit.
24Artikel 3.14 lid 3 van het Omgevingsbesluit.
25Artikel 18.1 (inhoud handhavingstaak) en Artikel 18.3 (toedeling mede-handhavingstaak).
26Artikel 56 lid Waterschapswet.
27Artikel 3.14 Omgevingsbesluit.