In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien dat de overheid meervoudig belang heeft bij het voorkomen en vermijden van illegaal grondgebruik. Enerzijds is er het privaatrechtelijk belang van het behoud en beheer van eigendom en het voorkomen van bezitsverlies. Anderzijds is er het publiekrechtelijk belang van een goed beheer van de openbare ruimte als sluitstuk van ruimtelijke ordenings- en grondbeleid. In de hoofdstukken 3 tot en met 6 hebben we gezien dat artikel 5:1 BW eigendom omschrijft als het meest omvattende recht dat er is en op welke wijze dit recht wordt aangetast door illegaal grondgebruik. In hoofdstuk 8 is aan de orde gekomen dat er een kentering is in het denken over de ruimtelijke inrichting van ons land, waarbij de focus veel meer is komen te liggen bij bestaand stedelijk gebied en een herstructurering of transformatie daarvan. Illegaal grondgebruik kan daarbij behoorlijk belemmerend zijn. De overheid heeft dus verschillende motieven om illegaal grondgebruik aan te pakken.
Het aanpakken van illegaal grondgebruik bij de overheid kan gelden voor alle situaties waar particulier en overheidseigendom elkaar raken. Als particulier gebruik van een strook grond (in eigendom van de overheid) de taken van de overheid verhindert of belemmert, dan is handhaving aan de orde. De publiekrechtelijke handhaving is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht in hoofdstuk 5. Voor wat betreft het omgevingsrecht wordt dit aangevuld door hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Er zijn een aantal redenen te noemen waarom een gemeente (of andere overheid) gebruik zou moeten maken van deze wettelijke handhavingsmogelijkheden:
Een wettelijke verplichting. Een overheid is gehouden om op te treden tegen elke inbreuk op haar bezit, zo bepalen artikel 160 lid 4 van de Gemeentewet en artikel 86 lid 1 van de Waterschapswet:
Het college/dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Lieden die zonder regeling overheidsgrond gebruiken en willen blijven gebruiken, plegen een inbreuk op bezit bij de overheid. Illegaal grondgebruik is immers een inbreuk op het eigendomsrecht. Als de wet bestuursorganen de taak geeft om burgers en organisaties aan te spreken om zich aan de wet te houden, dan zijn bestuursorganen zelf daartoe ook verplicht. Als van een burger verwacht mag worden dat hij zich houdt aan wet- en regelgeving, waaronder respectering van andermans eigendommen én optreden tegen inbreuken van het eigen recht (revindicatie), dan zal eenzelfde houding ook van de overheid en haar bestuursorganen verwacht mogen worden. Het gaat immers om eigendom dat door de gemeenschap is betaald en aan de overheid toevertrouwd. Het is niet aan de overheid om daar lankmoedig of nonchalant mee om te gaan óf om een schending van het eigendomsrecht opnieuw te overwegen. De wetgever heeft een bepaalde norm niet voor niets gesteld.
Een verplichting uit de rechtspraak. Als bestuursrechtelijke zaken bij illegaal grondgebruik betrokken zijn, dan is dat een zaak die een bestuursorgaan móet onderzoeken. Het is geen beleidskeuze, maar een verplichting. De rechtspraak kent daar een vaste formulering voor, de zogenaamde beginselplicht tot handhaving:
, die sinds die tijd consequent is volgehouden.
Tegen overtredingen moet de overheid dus ‘gewoon’ optreden.4
Geloofwaardigheid. Wat is de zin van beleidsontwikkeling en normstelling als de overheid niet durft te handhaven? Dat moedigt gebruikers van overheidsgrond niet aan om mee te werken aan een oplossing. Gebruikers zullen de gemeente niet serieus nemen, als zij niet durft door te pakken. Binnen de kortste keren zullen gebruikers hierop anticiperen, door zich te blijven verzetten en/of nergens op te reageren. Dit kan het beheer van overheidsgrond ernstige schade toebrengen. Een gemeente die daarentegen doorpakt en aanstuurt op bijvoorbeeld handhaving en ontruiming, laat gebruikers van haar grond zien dat het menens is. De ervaring leert dat vrijwel alle dossiers over illegaal gebruik van snippergroen tot een goed einde kunnen worden gebracht, zónder handhaving. Als een eigenaar tijdens onderhandelingen uitstraalt dat deze er desnoods niet voor terugschrikt om te handhaven, verstevigt dat zijn positie enorm. Juist dan ligt een niet-juridische oplossing binnen handbereik. Overigens leert de ervaring dat van een consequente aanpak van de handhaving een sterke preventieve werking uitgaat.
Respect voor de wél bereidwillige koper. Handhaven van de één betekent dat anderen – die wel meewerken aan legalisatie – zich niet tekortgedaan voelen. Degenen die wél een akkoord hebben gesloten met de overheid (door bijvoorbeeld de betreffende grond te kopen of te huren), voelen zich niet serieus genomen, als er met twee maten wordt gemeten. Het is dan het recht van de brutaalste dat regeert. De Grondwet opent niet voor niets met het gelijkheidsbeginsel. Elke burger in ons land verdient het dat de overheid niet willekeurig en ongemotiveerd ‘maar wat doet’. Een plicht tot handhaving voorkomt precedentwerking en werkt aan meer normgetrouwheid.
Veiligstellen van het eigen grondbezit. Wie als overheid langere tijd geen bezitsdaden pleegt loopt de kans om via verjaring grond te verliezen. De jurisprudentie zit vol met gevallen waarin overheden decennialang niet optraden en hierdoor grond kwijtraakten.
Handhaving betekent bezitsverlies gebruiker. Gebruik van grond met een publieke bestemming voor privé doeleinden, kan leiden tot bezitsverlies bij de overheid. Handhaving kan bezitsverlies ongedaan maken: meestal betekent herstel in de oude toestand dat de publieke taak van de gemeente weer wordt behartigd en dus dat de gemeente ook weer bezitsdaden verricht aan dergelijke grond.