Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Een opzegging van de huurovereenkomst door de verhuurder leidt niet tot beëindiging van de huurovereenkomst, ook al is deze rechtsgeldig gedaan.1

Alleen wanneer de huurder schriftelijk met de beëindiging van de huurovereenkomst instemt, komt de huurovereenkomst op de dag waartegen is opgezegd te eindigen (artikel 7:272 lid 1 BW).

Gaat de huurder niet schriftelijk akkoord met de opzegging of laat hij gedurende zes weken na de opzegging niets van zich horen, dan blijft de huurovereenkomst van rechtswege van kracht. De verhuurder moet vervolgens, om de huurovereenkomst te kunnen beëindigen, op de gronden zoals vermeld in de opzeggingsbrief bij de rechter vorderen dat hij het tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst zal komen te eindigen (artikel 7:272 lid 2 BW).

Bij zijn beslissing op de beëindigingsvordering mag de rechter uitsluitend de in de opzeggingsbrief vermelde gronden in aanmerking nemen (artikel 7:273 BW).

De wet noemt limitatief zes opzeggingsgronden (artikel 7:274 BW). Een opzegging door de verhuurder op andere dan de limitatief in de wet genoemde opzeggingsgronden is nietig.

In paragraaf 2.8.2.4 worden de wettelijke opzeggingsgronden nader toegelicht.

De door de verhuurder opgezegde huurovereenkomst blijft in stand totdat de beslissing van de rechter op de beëindigingvordering onherroepelijk is geworden (artikel 7:295 lid 1 BW).

Indien de rechter de vordering afwijst, dan beslist hij of de huurovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt voortgezet (artikel 7:273 lid 2 BW).

De verhuurder kan vervolgens pas na een wachttijd opnieuw een vordering tot huurbeëindiging instellen.2

Indien de rechter de vordering toewijst, stelt hij tevens het tijdstip van ontruiming vast (artikel 7:273 lid 3 BW).