Kenmerkend aan de bevrijdende verjaring is dat niet zo zeer het bezit door tijdsverloop in aanmerking komt voor eigendom, maar dat de eigenaar het recht verliest om na verloop van 20 jaar nog zijn bezit terug te eisen van een derde. Dit recht op revindicatie is een recht om een vordering in te stellen. Als een verjaringstermijn eenmaal loopt, dan gaat dat ongenadig door, tenzij de eigenaar/rechthebbende actie onderneemt. Een vordering instellen én een vonnis ontvangen, kan wel eens te laat zijn, als ondertussen de verjaringstermijn is overschreden.
Het tijdig afbreken van een lopende verjaringstermijn is mogelijk door het rechtsmiddel stuiting. Het kan dus – aan het einde van een verjaringstermijn van 20 jaar – heel verstandig zijn om éérst de verjaringstermijn te stuiten en pas daarna de revindicatie te starten.
Niet alleen de eigenaar die zijn bezit is kwijtgeraakt, kan een lopende verjaringstermijn stuiten. Ook de wederpartij kan dat. Dit gebeurt door erkenning.1 Dat komt in de praktijk weinig voor.2Artikel 3:319 BW bepaalt dat door stuiting van de verjaringstermijn een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen, met aanvang van de volgende dag. De nieuwe verjaringstermijn mag nooit langer zijn dan 5 jaar. Door stuiting kan een wettelijke verjaringstermijn niet extra worden verlengd – het is dus niet mogelijk om bijvoorbeeld 1 maand voor afloop van een verjaringstermijn, deze door stuiting nog eens 5 jaar te verlengen. Je kunt met stuiting er dus niet op vooruit gaan, maar ook niet achteruit: de nieuwe verjaringstermijn eindigt namelijk ook nooit eerder dan die van de vorige verjaringstermijn. Nadat een lopende verjaringstermijn op de juiste wijze is gestuit, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.
Van stuiting wordt een eigenaar nooit slechter. Als een eigenaar besluit om te gaan stuiten, dan betekent dat in ieder geval ook dat de eigenaar erkent dat hij of zij het bezit heeft verloren aan een ander. Vindt de eigenaar daarentegen dat er geen sprake is van bezitsverlies, dan is er ook geen sprake van een lopende verjaringstermijn en is stuiting niet aan de orde. Is er nog discussie over de situatie – misschien is er wel sprake van gebruik of een andere vorm van houderschap bij de ander dan de eigenaar – dan is het verstandig om wellicht éérst de weg te bewandelen van beëindiging van het (mede)gebruik door de niet-eigenaar en (indien dat niet lukt) pas over te gaan tot erkenning van bezit en daarna gebruik te maken van stuiting om dat bezit weer terug te krijgen. Ook bij de toepassing van een rechtsmiddel als stuiting is het zaak zo consequent mogelijk te zijn als eigenaar.
Dat alles natuurlijk als er nog voldoende tijd is: als een eventuele verjaringstermijn over 3 maanden dreigt af te lopen, is het zaak héél snel te handelen. Want uit de jurisprudentie blijkt zonneklaar dat onderhandelingen niet worden aanvaard als middel om een verjaring te stuiten, tenzij de redelijkheid en billijkheid daartoe aanleiding geven.3 Stuiting geldt voor beide partijen, dus ook voor bijvoorbeeld een gebruiker die – door bezitsdaden van de rechthebbende gedwongen – een rechtsvordering instelt tot terug verkrijging van het bezit. Dan stuit dat een reeds lopende verjaring niet.4