De ‘verbeurte’ van een dwangsom is niet in een apart wetsartikel geregeld. Dat is niet nodig: ‘verbeurte’ is namelijk het moment dat de begunstigingstermijn is verstreken zonder dat de last (volledig) is opgevolgd. Het moment van verbeurte vloeit dus rechtstreeks voort uit de wet.
Het is voor het bestuursorgaan belangrijk om vast te stellen dat de dwangsom verbeurd is. De betalingsverplichting ontstaat namelijk op het moment dat de dwangsom verbeurt. Anders gezegd: de overtreder is verplicht om de dwangsom te betalen, als hij niet of niet tijdig voldoet aan de last, die het bestuursorgaan hem heeft opgelegd. Betaling moet volgen binnen 6 weken na verbeurte (artikel 5:33 Awb).
Voor verbeurte is een (nader) besluit van het bestuursorgaan dus niet nodig. Wel is het voor de invordering van de verbeurde dwangsom uiteindelijk belangrijk om het moment van verbeurte vast te stellen (zie hiervoor paragraaf 5.3.1).
Het vaststellen van het moment van verbeurte is niet nodig als het gaat om het opheffen van een voortdurende overtreding: als in zo’n geval immers niet binnen de begunstigingstermijn aan de last wordt voldaan, dan is de dwangsom van rechtswege verbeurd op het moment dat de begunstigingstermijn is beëindigd (ABRS 28 februari 2018,
ECLI:NL:RVS:2018:653 en ABRS 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1210, r.o. 9.1.).
Verbeurte van de dwangsom is zelfs mogelijk als de last verwarrend geformuleerd is (ABRS 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1312).
Voorbeeld: tijdstip van verbeurte
van de dwangsom en ontstaansmoment van de betalingsplicht
Stel:
– de begunstigingstermijn is verstreken op 22 juni 2016 en de lastgeving is op die datum niet of niet volledig uitgevoerd;
– de last is opgelegd in de vorm van een dwangsombedrag ad € 2.500,= per week met een maximum van 6 weken.
De formulering van de last betekent, dat er na het verstrijken van de begunstigingstermijn gedurende 6 weken lang elke (hele) week een bedrag van € 2.500,= verbeurd is, net zolang totdat de gehele lastgeving was uitgevoerd of net zolang totdat het maximum bereikt was, dus op:
– 29 juni 2016
– 6 juli 2016
– 13 juli 2016
– 20 juli 2016
– 27 juli 2016
– 3 augustus 2016
Anders gezegd: op 29 juni 2016 is voor het eerst een week dwangsom ad € 2.500,= verbeurd. Dus pas als de week voorbij is en niet eerder! Het verschaffen van informatie daarover vanuit het bestuursorgaan aan de overtreder is niet verplicht, dat ‘verbeuren’ gebeurde immers ‘vanzelf’, oftewel direct op grond van de wet.
Op welke datum ontstond de betalingsplicht in dit dossier? Dat is 6 weken ná datum verbeurte (i.e. 29 juni 2016), dus op 10 augustus 2016 ontstond de betalingsplicht voor de eerste week (en de 6 weken erna, de dwangsom is immers per week geformuleerd). Deze datum is vooral belangrijk om de rente te berekenen die de overtreder verschuldigd is, indien en voor zover het bestuursorgaan de verbeurde dwangsommen daadwerkelijk gaat invorderen. Bovendien kan hiermee berekend worden welke delen op welke datum verjaard zullen zijn (en dan niet meer ingevorderd kunnen worden).