Vooral bij overtredingen die vaak worden begaan is de bestuurlijke boete als sanctie heel geschikt: het gewone strafrecht voelt al snel aan als ‘te zwaar’, want de overtreder krijgt dan immers een strafblad. Verder leiden bestuurlijke herstelsancties vaak niet snel genoeg tot het gewenste resultaat. Met een bestuurlijke boete kan het bestuursorgaan overtreders straffen als zij overtredingen blijven begaan en mogelijke toekomstige overtreders afschrikken.
Opleggen van een bestuurlijke boete kan alleen maar als de overtreding aan de overtreder te verwijten is (artikel 5:41 Awb). Het bestuursorgaan hoeft verwijtbaarheid niet te bewijzen, maar mag ervan uitgaan als het daderschap zeker is. Als de verwijtbaarheid niet is vast te stellen, dan leidt dat tot matiging van de boete tot nihil (ABRS 2 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ6673). En als verwijtbaarheid geheel ontbreekt, dan moet er niet eens een bestuurlijke boete volgen.
Een bestuurlijke boete kan niet (meer) worden opgelegd, als de overtreder is overleden. Mocht de boete al zijn opgelegd maar nog niet onherroepelijk zijn of nog niet betaald zijn, dan vervalt de boete (artikel 5:42 Awb). Dat geldt zelfs op het moment van het invorderen van de boete. Achtergrond hiervan is, dat het doel van de boete (bestraffing van de overtreder) niet meer kan worden behaald als de overtreder overleden is.
Voor alle duidelijkheid is wettelijk bepaald, dat een bestuurlijke boete niet (meer) kan worden opgelegd, als er al vanwege dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld (artikel 5:43 Awb). Voor het begrip ‘dezelfde overtreding’ geldt, mutatis mutandis, hetzelfde begrippenkader als dat gehanteerd wordt in het strafrecht.
Als ná oplegging en verbeurte van dwangsommen alsnog oplegging van een bestuurlijke boete volgt, dan moet het bestuursorgaan bij besluitvorming over die boete rekening houden “met alle omstandigheden van het geval”, waaronder de financiële draagkracht van de overtreder en eerder opgelegde herstelsancties (HR 20 maart 2007,
ECLI:NL:HR:2007:AZ7078 en ABRS 31 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1444).