Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Tegelijkertijd of (direct) na de invorderingsbeschikking volgt de aanmaning (artikel 4:112 Awb). Het doel van de aanmaning is dat het bestuursorgaan zeker weet dat de overtreder écht weigert om te betalen. Het is in feite een officiële waarschuwing voor dwangmaatregelen (en bijbehorende kosten). Bovendien heeft de aanmaning een zeer belangrijke functie, namelijk het stuiten van de verjaringstermijn (artikel 4:106 Awb). Dat stuiten lukt pas nádat een invorderingsbeschikking is genomen (ABRS 2 oktober 2019,
ECLI:NL:RVS:2019:3320).

De aanmaning moet zijn gegeven binnen de verjaringstermijn van één jaar (artikel 5:35 Awb). Dat betekent dat dus ook de invorderingsbeschikking, die aan de aanmaning vooraf moet gaan, (ruim) binnen de verjaringstermijn moet zijn afgegeven. Het is mogelijk om de invorderingsbeschikking en de aanmaning in één brief op te nemen, maar dat kan alleen als de betalingstermijn van 6 weken is verstreken (ABRS 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1142). Aanmanen kan immers pas als de overtreder ‘in verzuim’ is (dus na het verstrijken van de betalingstermijn).

Zoals eerder gezegd, heeft het bestuursorgaan feitelijk maar een jaar de tijd om zijn recht op invordering van de verbeurde dwangsom af te dwingen. Om die termijn van een jaar niet ‘vol’ te laten lopen, is het nodig om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt (‘stuiting’). Een van de manieren daarvoor is het verzenden van een aanmaning: het gevolg daarvan is dat een nieuwe verjaringstermijn van een jaar begint te lopen.

De aanmaning om te betalen is vooral een betalingsherinnering. De bestuursrechter houdt het bestuursorgaan strikt aan de wettelijke eisen:

  • In de aanmaning wordt vermeld een betalingstermijn van twee weken, ‘gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden’ (artikel 4:112 lid 1 Awb).

  • De vergoeding die in rekening wordt gebracht voor de aanmaning moet worden vermeld in de aanmaning (artikel 4:112 lid 2 en artikel 4:113 lid 2 Awb).

  • De aanmaning ‘vermeldt dat bij niet tijdige betaling [de vordering] kan worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen’ (artikel 4:112 lid 3 Awb).

Er zijn gevallen bekend waarin de wettelijke eisen iets minder strikt worden gehanteerd: het bestuursorgaan moet vermelden dat het bij niet-tijdige betaling onder dwang zal gaan invorderen, maar de kostenvermelding is niet per se noodzakelijk om van een aanmaning te kunnen spreken (ABRS 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4243). Voor het bestuursorgaan blijft dat wel belangrijk: het heeft namelijk gevolgen voor de vraag of het die kosten kan verhalen (ABRS 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2405). Verder kan een aanzegging van een deurwaarder ook gelden als aanmaning in de zin van de Awb (ABRS 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1210). Zelfs een aanmaning waarin wordt vermeld dat ‘incasso aan de deurwaarder in handen zal worden gegeven’ bij niet tijdige betaling, geldt als aanmaning in de zin van de Awb (ABRS 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:778). Verder is het verkeerd vermelden van de betalingstermijn geen ramp: ook dan blijft de aanzegging het karakter van aanmaning houden (ABRS 8 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3603). Een aanmaning zónder betalingstermijn is geen aanmaning (ABRS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:327).

Toch luidt het advies aan bestuursorganen in het algemeen om strikt de wettelijke eisen op te volgen die gelden voor de aanmaning. Als een brief immers niet kan gelden als aanmaning, zijn de gevolgen ervan ernstig voor het bestuursorgaan: de invorderingsbevoegdheid zal namelijk zonder tijdige en correcte aanmaning verjaren. Invordering bij dwangbevel is dan niet meer mogelijk.

De aanmaning moet verzonden worden aan de overtreder, die kennelijk niet wenst te betalen. Het bestuursorgaan kan de aanmaning niet eerder verzenden dan na het verstrijken van de betalingstermijn van 6 weken. De overtreder moet immers ‘in verzuim’ zijn, daarná kan er pas worden aangemaand.

De aanmaning is een besluit in de zin van de Awb, maar er kan géén bezwaar of beroep tegen worden ingesteld (artikel 8:4 Awb).