Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bij onzelfstandige woonruimte heeft de huurder in beginsel geen recht op huurtoeslag. Een uitzondering op deze hoofdregel doet zich voor bij onzelfstandige woonruimte1 die voldoet aan de navolgende cumulatieve voorwaarden:2

  1. De onzelfstandige woonruimte maakt deel uit van een woongebouw of woning, die geheel of gedeeltelijk verhuurd is ten behoeve van begeleid wonen, groepswonen door ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm.

  2. De onzelfstandige woonruimte is eigendom van een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is.

  3. De onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is.

  4. Het woongebouw of de woning waarvan de onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt is door de Belastingdienst/Toeslagen aangewezen.

ad 1: begeleid wonen

en groepswonen door ouderen

Een huurder van onzelfstandige woonruimte heeft alleen recht op huurtoeslag indien deze woonruimte wordt verhuurd ten behoeve van begeleid groepswonen door ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm.

Bij begeleid wonen of een daarmee vergelijkbare woonvorm gaat het om onzelfstandige woonruimten die zijn bestemd voor huurders die zonder zorg of begeleiding niet zelfstandig kunnen wonen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, psychiatrische patiënten of voormalig daklozen. Het begeleid wonen of de daarmee vergelijkbare woonvorm is gericht op integratie en acceptatie van de bewoners in de nabije omgeving. Er moet sprake zijn van een gescheiden huur- en zorgovereenkomst.3 De zorg of begeleiding moet worden geleverd door een erkende zorginstelling. De desbetreffende woonruimten mogen niet bestemd zijn om uitsluitend te worden bewoond door minderjarige huurders.4

Bij groepswonen voor ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm gaat het om ouderen die om sociale redenen bij elkaar gaan wonen. Alle huurders van de onzelfstandige woonruimten moeten zijn genoemd in één huurovereenkomst. De bewoners zijn dus gezamenlijk huurder van het woongebouw of de woning. Er moeten ten minste drie huishoudens zijn gevestigd en ten minste 80% van de huurders moeten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.5

ad 2 en 3: eigendom en verhuur door een rechtspersoon zonder

winstoogmerk

De woonruimte moet eigendom zijn van én worden (onder)verhuurd aan de huurder door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is. Aan dit laatste worden geen hoge eisen gesteld. Zodra een zorginstelling woonruimte verhuurt is zij reeds (mede) werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting. Rechtspersonen zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam zijn, kunnen dus zowel woningbouwcorporaties als zorginstellingen zijn.

Voorbeeld

Indien een woningbouwcorporatie eigenaar is van onzelfstandige woonruimte en deze woonruimte verhuurt aan een zorginstelling, die op haar beurt de onzelfstandige woonruimte (onder)verhuurt aan een zorgvrager, dan is aan beide voorwaarden (ad 2 en 3) voldaan.

ad 4:
aanwijzing

door Belastingdienst/Toeslagen

Een woningcorporatie of een zorginstelling dient een verzoek te doen aan de Belastingdienst/Toeslagen om een woongebouw of woning met onzelfstandige woonruimten voor begeleid wonen of groepswonen voor ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm te laten aanwijzen. Na de aanwijzing kan de huurder aanspraak maken op huurtoeslag.

Om voor huurtoeslag in aanmerking te komen gelden voor de huurder dezelfde voorwaarden als bij de huur van zelfstandige woonruimte.

Bewoning op grond van de
Wlz

Indien de bekostiging van de wooncomponent wordt gefinancierd vanuit de Wlz dan heeft de bewoner geen recht op huurtoeslag. Er is dan geen sprake van huur.