Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Artikel 3 [Geldend t/m 31-12-2007]

  • 1

    Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien in de inrichting:

    • a.

      één of meer stooktoestellen voor verwarming of warmtekrachtopwekking aanwezig zijn met een thermisch vermogen per toestel van 7500 kW of meer,

    • b.

      één of meer installaties of voorzieningen aanwezig zijn, die kunnen worden gebruikt voor het verstoken van andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie,

    • c.

      koel- en vriesinstallaties of warmtepompen aanwezig zijn met een capaciteit of een totale capaciteit van meer dan 200 kg ammoniak of van meer dan 100 kg propaan, butaan of mengsels van propaan en butaan,

    • d.

      afvalstoffen worden op- of overgeslagen, die van buiten de inrichting afkomstig zijn, voorzover de inrichting beschikt over een opslagcapaciteit:

      • 1°.

        van meer dan 35 m3 voor de opslag van afvalstoffen,

      • 2°.

        voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen, tenzij het betreft opslag met een capaciteit van 35 m3 of minder van afgedankte apparatuur, in de bijlage bij beschikking nr. 2000/532/EG van de Commissie van de Europese gemeenschappen van 3 mei 2000 houdende vaststelling van de lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel I, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/409/EG van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 226/3) aangeduid met een van de afvalstoffencodes 16 02 11*, 16 02 12*, 16 02 13*, 20 01 23*, 20 01 35* of 21 01 21*, of

      • 3°.

        van meer dan 1 000 m3 per jaar voor de overslag van afvalstoffen,

    • e.

      dieren bedrijfsmatig worden gehouden,

    • f.

      gassen in tanks worden op- of overgeslagen, met uitzondering van gassen die in tanks worden op- of overgeslagen, waarop het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing is,

    • g.

      onbewerkte huiden of vellen, ruwe tabak, ruwe tropische producten, asbest, blauwleer, vis, schaal- of weekdieren of niet als conserven verpakte producten hiervan worden op- of overgeslagen,

    • h.

      meer dan 50 m3 aan brandbare vloeistoffen wordt opgeslagen in bovengrondse tanks,

    • i.

      vloeibare gevaarlijke stoffen, vloeibare gevaarlijke afvalstoffen of brandbare vloeistoffen in tanks worden op- of overgeslagen, tenzij sprake is van:

      • 1°.

        opslaan in ondergrondse tanks waarop het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 van toepassing is,

      • 2°.

        opslaan van brandbare vloeistoffen in bovengrondse tanks en

      • 3°.

        opslaan van stoffen, genoemd in voorschrift 2.1.8,

    • j.

      organische meststoffen of nitraathoudende kunstmeststoffen anders dan die van type C als bedoeld in CPR 1 worden opgeslagen,

    • k.

      gasflessen of spuitbussen worden gevuld,

    • l.

      één of meer reparatie- of onderhoudswerkplaatsen aanwezig zijn, die niet in hoofdzaak worden gebruikt voor onderhoud, ondersteuning of reparatie van tot de inrichting behorende gebouwen, installaties, toestellen of voertuigen,

    • m.

      voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het afleveren van:

      • 1°.

        LPG of

      • 2°.

        andere brandstoffen die niet in hoofdzaak worden gebruikt ten behoeve van transportmiddelen voor eigen gebruik,

    • n.

      meer dan in totaal 30 000 kg aan gevaarlijke stoffen en brandbare vloeistoffen in emballage als bedoeld in de voorschriften 2.1.4, 2.2.6 en 2.2.8 worden opgeslagen, niet zijnde gassen of gasmengsels in gasflessen of binnen één van de vormen van opslag als bedoeld in de voorschriften 2.1.4, 2.2.6 en 2.2.8 meer dan 10 000 kg wordt opgeslagen,

    • o.

      meer dan in totaal 1000 kg aan stoffen met een groot aquatoxisch karakter worden opgeslagen,

    • p.

      meer dan in totaal 2500 kg aan gewasbeschermingsmiddelen of biociden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt opgeslagen,

    • q.

      gassen of gasmengsels in gasflessen worden opgeslagen, met uitzondering van in totaal 10 000 liter aan verstikkende gassen, brandbare gassen of oxiderende gassen,

    • r.

      los gestorte fijnkorrelige stoffen, anders dan zand, grond of grind, op het open terrein van de inrichting worden opgeslagen, of

    • s.

      in hoofdzaak hout of producten van hout worden opgeslagen,

    • t.

      carcinogene, teratogene, mutagene stoffen of organische peroxiden worden op- of overgeslagen.

  • 2

    Dit besluit is evenmin van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien de inrichting:

    • a.

      behoort tot categorie 3 van bijlage I bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,

    • b.

      een zodanige technische of functionele binding heeft met een laad- en loswal aan voor goederentransport bevaarbaar oppervlaktewater, dat sprake is van één inrichting als bedoeld in artikel 1, vierde lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer,

    • c.

      is ingericht als brandweerkazerne,

    • d.

      is ingericht voor de opslag, onderhoud of het transport van militair materieel, of

    • e.

      behoort tot een van de categorieën van inrichtingen waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 van toepassing is,

  • 3

    Een wijziging van de bijlage bij beschikking nr. 2000/532/EG gaat voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, onder 2°, gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Informatie geldend op 19-02-2015

Overzicht van wijzigingen voor dit artikel

(19-02-2015)


Ontstaansbron

Inwerkingtreding

Datum van inwerking- treding

Terugwerkende kracht

Betreft

Ondertekening

Bekendmaking

Kamerstukken

Ondertekening

Bekendmaking

Opmerking

01-01-2008

intrekking-regeling

19-10-2007

Stb. 2007, 415

26-11-2007

Stb. 2007, 472

17-10-2007

wijziging

05-09-2007

Stb. 2007, 334

10-10-2007

Stb. 2007, 386

Inwtr. 1

13-08-2004

wijziging

06-07-2004

Stb. 2004, 340

06-07-2004

Stb. 2004, 340

08-05-2002

wijziging

20-03-2002

Stb. 2002, 169

01-05-2002

Stb. 2002, 206

Inwtr. 2

01-12-2001

wijziging

18-10-2001

Stb. 2001, 487

18-10-2001

Stb. 2001, 487

01-04-2001

wijziging

15-03-2001

Stb. 2001, 146

15-03-2001

Stb. 2001, 146

01-10-2000

nieuwe-regeling

15-06-2000

Stb. 2000, 278

15-06-2000

Stb. 2000, 278

Opmerkingen

  • 1) Treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in werking treedt.

  • 2) Treedt in werking als de onderdelen A en V van artikel I van de
    Wijzigingswet Wet milieubeheer, enz. (structuur beheer
    afvalstoffen) (Stb. 2001/346) in werking treden.