“Laagste punt van een schuin dak.”
Onder de dakvoet wordt het laagste punt van een schuin dak verstaan. Hoewel ook dit begrip duidelijk lijkt te zijn kunnen hier misverstanden over bestaan.
De dakvoet moet niet verward worden met het snijpunt van het schuine dak met de gevel. Bij een gebouw met een (fors) dakoverstek zal de dakvoet lager liggen dan het snijpunt en ook buiten de gevel uitsteken.
Bij een gebouw met een aangebouwde garage onder één verspringende kap, kan de dakvoet op verschillende hoogten liggen.
Bij een afwijkende kapvorm zal per geval beoordeeld moeten worden waar de dakvoet ligt. Bij een woning met een mansardekap ligt de dakvoet bij de onderste dakpannen en niet ter hoogte van de knik in de kap. Het definiëren van de daknok en –voet is nodig voor het vergunningvrij bouwen bij een dakkapel en heeft te maken met de redelijke eisen van welstand. Deze begrippen, in combinatie met afstandsmaten, voorkomen dat een dakkapel te laag of te hoog in een dakvlak wordt gebouwd.
Met name de regel dat de onderzijde van de dakkapel moest liggen meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet gold ook onder het Bblb, namelijk in
artikel 2 aanhef onder d, ten 6e Bblb
. De rechter is van oordeel dat de dakkapel hier aantoonbaar niet aan voldoet, nu anders dan verzoekster stelt, niet moet worden gemeten vanaf de daaronder gelegen dakkapel maar vanaf de dakvoet. Ingevolge artikel 1 van de Bijlage II van het Bor wordt onder dakvoet immers verstaan: het laagste punt van een schuin dak.
1 ECLI:NL:RBAMS:2012:BV8706, Rechtbank Amsterdam, datum uitspraak, 27-01-2012, Zaaknummer AWB 11/5976 WABO (Beroep) AWB 11/5975 WABO (Voorlopige voorziening).