Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De kwaliteit van de uitvoering van een werkzaamheid is bevorderd door het instellen van een erkenning van die werkzaamheid. Wil een bedrijf werkzaamheden op het gebied van bodemkwaliteit of bodemsanering uitvoeren, dan mag dit bedrijf alleen die werkzaamheden uitvoeren waarvoor erkenning is verkregen. De procedure om een erkenning te verkrijgen, is beschreven in de artikel 9 tot en met 13 van het Besluit bodemkwaliteit. De erkenning wordt aangevraagd bij de ministers van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken. In een beschikking wordt de naam van de persoon of instelling, de werkzaamheid en de vestigingsplaats vermeld. Indien van toepassing wordt ook de naam van de natuurlijke persoon vermeld die werkzaam is voor de persoon of instelling en daarbij één van de bij regeling van onze minister aangewezen handelingen uitvoert. De erkenning geldt voor onbepaalde tijd en is niet overdraagbaar. Op de website van Rijkswaterstaat Leefomgeving kan gezocht worden wie erkend is en waarvoor.

De erkenning dient 8 weken na het indienen van de aanvraag geheel of gedeeltelijk te worden verleend, tenzij de persoon of instelling in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en niet wordt voldaan aan de gestelde eisen van de aanvraag (zoals: overleggen verklaring omtrent het gedrag). De erkenning wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd als in de drie jaren, voorafgaand aan de aanvraag, een wettelijk voorschrift is overtreden dat gesteld is bij het Besluit bodemkwaliteit of een overtreding van artikel 225 van het Wetboek van strafrecht (valsheid in geschrifte gepleegd). Hierbij moet de overtreding verband houden met een werkzaamheid.

Een erkenning kan gewijzigd worden. Op een wijzigingsverzoek wordt binnen 4 weken beslist. In artikel 13 is geregeld hoe omgegaan wordt met gelijkgestelde verklaringen, certificaten en accreditaties vanuit andere lidstaten van de Europese Unie.

In de artikelen 15 tot en met 22 van het Bbk zijn de verboden en verplichtingen opgenomen met betrekking tot de erkenning. De hoofdregel is een verbod op het uitvoeren van een werkzaamheid zonder een daartoe verleende erkenning. Uitgezonderd hiervan zijn de handelingen die worden uitgevoerd voor een werkzaamheid om de erkenning (certificaat of accreditatie) te verkrijgen.


ABRvS 28 april 2010, Zaaknummer 200906559/1, ECLI:NL:RVS:2010:BM2602


Bij besluit van 15 december 2008 heeft de minister aan appellante een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van artikel 15, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit voor het uitvoeren van een werkzaamheid zonder dat zij beschikte over een daartoe verleende erkenning.

De Afdeling oordeelt als volgt. “Niet in geschil is dat op 20 oktober 2008 een sanering van de bodem werd uitgevoerd en dat daarmee werkzaamheden als bedoeld in artikel 15 van het Besluit bodemkwaliteit werden verricht.

Blijkens een door appellante overgelegde factuur van 6 november 2008 – gericht aan een ander bedrijf – heeft zij op 20 oktober 2008 ten minste twee man en een zogenoemde minikraan ter beschikking gesteld ten behoeve van ontgraving op locatie. Appellante heeft niet betwist dat haar
werknemers de in de factuur vermelde werkzaamheden feitelijk hebben uitgevoerd. Appellante heeft voorts niet betwist dat zij niet beschikte over een ten behoeve van de desbetreffende werkzaamheden verleende erkenning. Niet in geschil is dat het andere bedrijf hierover evenmin beschikte.

Dat de werknemers van appellante ter plaatse op aanwijzing van het andere bedrijf zouden hebben gehandeld, maakt niet dat het uitvoeren van de werkzaamheden niet ook aan appellante kan worden toegerekend. De conclusie is daarom dat appellante heeft gehandeld in strijd met artikel 15, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit, zodat de minister bevoegd was om jegens haar handhavend kon optreden.”

In artikel 16 komt duidelijk naar voren dat het resultaat van een werkzaamheid niet gebruikt mag worden voor een ander doel, met name om uitkomsten te manipuleren. Het is namelijk verboden de resultaten te gebruiken of beschikbaar te stellen als iemand redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor het wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof.

Artikel 17 legt een verbod op om aangewezen handelingen te verrichten indien er sprake is van belangenverstrengeling. Die kan bestaan uit organisatorische, financiële of juridische bindingen met een persoon, een stof, een bouwstof, een product, een installatie, een voorziening of een ander object.
Indien een persoon of instelling door middel van organisatorische maatregelen, op aantoonbare, transparante en controleerbare wijze er zorgt voor draagt dat de werkzaamheid uitsluitend wordt verricht door een onderdeel van de organisatie dat, of een persoon die, geen financieel belang bij de uitkomst heeft, onder een andere bestuurlijke verantwoordelijkheid valt of onder een directe aansturing van een andere leidinggevende die geen persoonlijk of zakelijk recht heeft op de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof, dan geldt de eis van belangverstrengeling niet. In dat geval is ook duidelijk sprake van een transparante functiescheiding.

Voor werkzaamheden kunnen normdocumenten uitgebracht zijn. Het is verboden om een werkzaamheid uit te voeren in strijd met een normdocument (artikel 18), tenzij het normdocument het afwijken bij wettelijke voorschrift toestaat.


ABRvS 7 augustus 2013, Zaaknummer 201206344/1, ECLI:NL:RVS:2013:663


Certicon is een bedrijf dat onder meer partijen grond keurt. De staatssecretaris stelt dat Certicon een aantal partijkeuringen in strijd met het “Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie” (hierna: het protocol) heeft uitgevoerd en daarmee artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit heeft overtreden. Aan iedere overtreding heeft de staatssecretaris een last onder dwangsom verbonden. In het besluit van 16 mei 2012 zijn de lasten aangeduid als lasten a tot en met f; in deze uitspraak wordt die aanduiding overgenomen. Daarnaast heeft Certicon volgens de staatssecretaris artikel 16 van het Besluit bodemkwaliteit overtreden. Ook vanwege die overtreding heeft hij Certicon een last onder dwangsom opgelegd. Overtredingen van artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit.

De Afdeling oordeelt bij onder meer last c. “In paragraaf 6.1.3 van het protocol staat dat bij het keuren van een partij een systematisch raster moet worden gehanteerd van twee keer vijftig grepen.

Last c is opgelegd omdat Certicon een in Amsterdam gelegen partij in strijd met paragraaf 6.1.3 heeft gekeurd, nu uit het van die keuring opgestelde rapport met nummer P2009-2664W blijkt dat geen systematisch raster is gehanteerd.

Certicon bestrijdt dat zij in strijd met dit onderdeel van paragraaf 6.1.3 heeft gehandeld. Daartoe voert zij aan dat bij de keuring van deze partij meer dan twee keer vijftig grepen zijn genomen en dat niet duidelijk is wat in het protocol met een systematisch raster wordt bedoeld. Ook stelt Certicon dat uit het rapport “Bevindingen Cross-check Certicon Kwaliteitskeuringen B.V. Ede” van het ministerie van Infrastructuur en Milieu van 22 december 2011 (hierna: de cross-check) blijkt dat paragraaf 6.1.3 niet is overtreden.

In paragraaf 6.1.3 wordt voor de wijze van opstellen van het systematisch raster verwezen naar paragraaf 6.2. In paragraaf 6.2.1 is vermeld en met een figuur geïllustreerd op welke wijze de monsterneming bij depots moet plaatsvinden. In de paragraaf staat verder dat een systematisch patroon wordt gehanteerd, waarbij twee mengmonsters van elk ten minste vijftig grepen worden samengesteld. De grepen worden genomen uit boringen. De boringen worden in een systematisch raster over de hele partij verdeeld. Om voldoende grepen te nemen is de afstand tussen de boringen afhankelijk van de partijgrootte. Deze afstand dient zodanig te worden vastgesteld dat de gehele partij wordt bemonsterd.

Met deze beschrijving is voldoende duidelijk wat in paragraaf 6.1.3 met een systematisch raster wordt bedoeld.

Uit de bij het rapport P2009-2664W behorende situatietekening blijkt dat in het gehanteerde raster twee boorpunten ontbreken, waardoor een terreingedeelte buiten beschouwing is gelaten. De staatssecretaris heeft zich, gelet hierop, terecht op het standpunt gesteld dat in strijd met paragraaf 6.1.3 geen systematisch raster is gehanteerd. In de cross-check is weliswaar vermeld dat Certicon een systematisch raster hanteert, maar dit heeft betrekking op een andere partijkeuring. De cross-check laat de geconstateerde overtreding en de bevoegdheid om daartegen handhavend op te treden onverlet. De beroepsgrond faalt.”

In artikel 21 is geregeld dat een bestuursorgaan (bevoegd gezag) een aanvraag om een beschikking, die bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt gegeven, niet in behandeling mag nemen van personen of instellingen die in strijd met artikel 15, lid 1 en 2, werkzaamheden gegevens bij de aanvraag hebben gevoegd. Artikel 15 behelst dus het verbod om zonder erkenning werkzaamheden uit te voeren. Het gaat dan om de wettelijke voorschriften:

Voor eenieder die bij of krachtens wettelijk voorschrift gegevens moet aanleveren (artikel 22) geldt het verbod dat hij deze gegevens niet mag aanleveren als hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze gegevens afkomstig zijn van een persoon of instelling die deze gegevens heeft verkregen, handelt in strijd met artikel 15, lid 1 en 2. Het gaat hierbij om de wettelijke voorschriften:

In artikel 23 zijn de sanctiemaatregelen opgenomen. In de eerste plaats kan de erkenning gedeeltelijk of geheel worden ingetrokken:

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de erkenning voor de duur van maximaal 2 jaar te schorsen.

In artikel 25 is geregeld dat normdocumenten kunnen worden aangewezen die niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift. Ze moeten zijn vastgesteld door organen waarin alle betrokken partijen zich konden laten vertegenwoordigen. De documenten moeten zowel qua inhoud als qua strekking voldoende duidelijk zijn en voldoende draagvlak hebben bij de betrokken partijen. Documenten die zijn vastgesteld in andere lidstaten van de Europese Unie kunnen gelijkgesteld worden. Ook van staten die hiertoe niet behoren kunnen normdocumenten gelijkgesteld worden indien daartoe verdragen verplichten, en het beschermingsniveau ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau van het Nederlandse normdocument.