Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere uitwerking van de Wro. In artikel 3.37 Wro is bepaald dat regels gesteld kunnen worden omtrent de voorbereiding, vormgeving, inrichting, beschikbaarstel- ling en (nadere) regels omtrent de inhoud en uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en de toelichting daarbij. In het Bro is vooral aan deze bepaling uitvoering gegeven. Ook op basis van andere artikelen van de Wro zijn nadere regels gesteld in het Bro. Hierbij is wel als uitgangspunt genomen dat niet meer wordt geregeld dan echt nodig is.
De bij het Bro gestelde regels kunnen globaal worden ingedeeld in regels die betrekking hebben op de digitalisering van ruimtelijke plannen en besluiten, regels die betrekking hebben op de inhoud en vormgeving van bestemmingsplannen en regels die betrekking hebben op procedures. Het doel van deze regels is het bewerkstelligen van uniformering en standaardisering zodat voor het gehele land helderheid en rechtszekerheid wordt gecreëerd.
Nota van toelichting Besluit ruimtelijke ordening, Algemeen deel.
De regels met betrekking tot digitalisering en standaardisering worden uitgewerkt in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (RO Standaarden).
Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 oktober
2008, nr. BJZ2008100723, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008.
Dit is een ministeriële regeling die gebaseerd is op het Bro.
De eisen die aan de toelichting van het bestemmingsplan worden gesteld zijn opgenomen in artikel 3.1.6 Bro. Volgens de Nota van Toelichting op het Bro kan het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet onderzocht worden welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Het onderzoek en de toetsing van andere belangen en waarden zijn gebaseerd op de algemene plicht uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het aspect archeologie (ook onderdeel van cultureel erfgoed) was hier voor 1 januari 2012 al expliciet in opgenomen. Vanaf deze datum is dit begrip uitgebreid, zodat cultuurhistorische waarden een plek moeten krijgen in het bestemmingsplan. Ook moet in de toelichting worden ingegaan op de wijze waarop burgers en belanghebbenden zijn betrokken bij de planvorming.
Zie voor een beschrijving van de veranderingen die per 1 januari 2012 in het Bro zijn opgenomen paragraaf 4.3.2.